Symposia 11 september 2024

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S19 I Wegen naar herstel van verslaving: inzichten op basis van doorleefde ervaringen van personen in herstel
Voorzitter: Wouter Vanderplasschen, Professor, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

S19.0 Inleiding
Spreker(s): Wouter Vanderplasschen, Professor, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

De afgelopen decennia is onze kijk op verslaving en de behandeling ervan sterk veranderd. In de hedendaagse verslavingszorg is herstel – net zoals in de ggz – een richtinggevend kader. Diverse studies toonden aan dat herstel een uniek, persoonlijk en relationeel proces is en dat verschillende wegen naar herstel mogelijk zijn. Het recente REC-PATH onderzoek (Recovery Pathways and societal responses in the UK, Netherlands and Belgium) onderscheidde vijf wegen naar herstel, die vaak gecombineerd worden: 1) 12-stappen zelfhulpprogramma’s (o.a. Alcoholics Anonymous), 2) andere vormen van zelfhulp, 3) ambulante en gemeenschapsgerichte ondersteuning, 4) residentiële hulpverlening (o.a. Therapeutische Gemeenschappen), 5) spontaan herstel (nl. zonder gespecialiseerde of peer-based ondersteuning). De onderzoeksgroep Herstel & Verslaving aan de vakgroep Orthopedagogiek van de UGent spitst zich toe op onderzoek naar diverse ondersteuningsvormen om herstel te bevorderen bij jongeren en volwassenen met een verslaving en/of andere psychische problemen. Binnen ons onderzoek kiezen we er resoluut voor om de doorleefde ervaringen van personen in herstel centraal te stellen. Vertrekkend vanuit het centrale idee dat verschillende vormen van ondersteuning herstel kunnen bevorderen, staan we in dit symposium stil bij een aantal kritische inzichten uit lopend en recent afgerond onderzoek door onze onderzoeksgroep.

S19.1
Spreker(s): Clara De Ruysscher, Postdoctoraal onderzoeker, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

Hoewel het duidelijk is dat er verschillende wegen zijn naar herstel van verslaving, blijft de kennis van overkoepelende essentiële componenten van herstel eerder beperkt. Op basis van verschillende interviewstudies met participant en die gebruik maakten van diverse ondersteuningsvormen (o.a. Narcotics Anonymous, laagdrempelige opvang, een ambulant CRA+vouchers programma, residentiële behandeling) en personen in spontaan herstel brachten we deze essentiële componenten en hun onderlinge samenhang in kaart. Tijd en ondersteunende omgevingen kwamen hierbij naar voor als onontbeerlijke faciliterende factoren voor veranderingsprocessen gerelateerd aan herstel, en zo ook voor het ontwikkelen van een nieuwe/andere identiteit en toekomstbeeld. Tijdens deze presentatie staan we stil bij de implicaties van deze bevindingen voor het uitbouwen van een herstelondersteunende verslavingszorg.

S19.2 Hersteld maar niet hersteld: een autobiografisch pleidooi over herstel zonder abstinentie
Spreker(s): Peter Tomlinson, Ervaringsdeskundige/onderzoeker, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

Volgens de meeste definities van herstel – klinisch, persoonlijk en sociaal – heb ik de laatste acht jaar een indrukwekkend hersteltraject afgelegd. Klinisch gezien ben ik geëvolueerd van iemand met een losgeslagen psychose naar iemand zonder ernstige symptomen. Op vlak van persoonlijk herstel kan ik zeggen dat ik een betekenisvol leven leid volgens mijn eigen waarden en een duurzaam gevoel van algemeen welzijn ervaar. Ook op sociaal vlak ben ik hersteld. Ik heb werk gevonden, een relatie, voldoende geld en vrienden. Maar volgens veel mensen uit de hoek van de verslavingszorg ben ik helemaal niet in herstel, omdat ik nog steeds dagelijks cannabis gebruik. Ze veronderstellen te snel dat abstinentie de eerste stap naar herstel is. Mijn situatie toont aan dat volgehouden, verregaand en niet-abstinent herstel mogelijk is. Tijdens deze presentatie houd ik een pleidooi voor de erkenning van niet-abstinent herstel als een valide en positieve keuze als weg naar herstel.

S19.3 Natuurlijk herstel als onderschatte weg naar herstel bij verslaving
Spreker(s): Florian De Meyer, Doctoraatsonderzoeker, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

Recent representatief Amerikaans onderzoek toont aan dat natuurlijk herstel een belangrijke weg naar herstel is en schat zo dat 46% van de mensen in herstel dit deed zonder beroep te doen op hulpverlening of zelfhulpgroepen. Om verschillende behandelingstrajecten te vergelijken, startten we in 2022 de Vlaamse ‘Leven in Herstel’ vragenlijst op. Onze bevindingen laten zien dat, hoewel de prevalentie van natuurlijk herstel (15.2% van onze deelnemers) deels kan worden toegeschreven aan verschillen in afhankelijkheid, ook de levenssituatie tijdens de verslaving een belangrijke rol speelt. Zo vonden we dat ook wanneer we controleerden voor ernst van verslaving, mensen in natuurlijk herstel minder barrières rapporteerden in verschillende levensdomeinen (gezondheid, juridisch, financieel, werk/studies en sociaal) in vergelijking met andere wegen naar herstel. Opvallend is echter dat er geen verschillen in deze domeinen werden gevonden op het moment van deelname. Tijdens de presentatie zullen we de implicaties van deze bevindingen bespreken voor de ondersteuning van herstel, zowel binnen als buiten gespecialiseerde verslavingszorg.

S19.4 Meten van herstelindicatoren tijdens en na residentiële behandeling: bevindingen uit de OMER-BE studie
Spreker(s): Amine Zerrouk, Doctoraatsonderzoeker, Onderzoeksgroep Herstel & Verslaving, vakgroep Orthopedagogiek, UGent, Gent

Onderzoek naar behandeluitkomsten van de verslavingszorg in ons land is tot op heden zeer beperkt en het gebruikersperspectief ontbreekt hierin nagenoeg volledig. In de internationale literatuur zien we in verschillende gezondheidssectoren toegenomen aandacht voor zogenaamde Patient Reported Outcome Measures (PROMs) en Patient Reported Experience Measures (PREMs) om behandeluitkomsten en -ervaringen zoals zorggebruikers die beleven te monitoren. De OMER-BE studie maakt gebruik van PROMs en PREMs die gebaseerd zijn op een recent ontwikkeld en internationaal gevalideerd instrument, de ICHOM Standard Set for Addictions (2020). Verschillende sociodemografische variabelen, klinische factoren en herstelindicatoren werden gemeten bij aanvang van de behandeling (N=162) en 45, 90 en 180 dagen later en vergeleken tussen participanten uit psychiatrische centra (PC, n=82) en therapeutische gemeenschappen (TG, n=80). De eerste tussentijdse analyses tonen na 90 dagen een positieve evolutie aan op het vlak van mentale en fysieke gezondheid, materieel welzijn en levenskwaliteit, terwijl hun relationeel welbevinden een negatieve trend vertoont. Deze bevindingen tonen het belang aan van het meten van ‘patiëntgerapporteerde’ uitkomsten en ervaringen (PROMs enPREMs) en kunnen benut worden om de kwaliteit van de verslavingszorg op een meer herstelondersteunende manier verder uit te bouwen.

 

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S20 I Gehechtheidsgericht werken met kinderen, jongeren, gezinnen en teams
Voorzitter: Guy Bosmans, Prof. Dr., Hoogleraar, KU Leuven/ABFT Belgium Trainingscentrum, Leuven

‘Verbindend werken’ wordt in toenemende mate als een belangrijke kwaliteit gezien van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen, jongeren en hun gezinnen. Bij heel wat hulpverleners is er een groeiende interesse om aan dit aspect van hun klinisch handelen invulling te geven op basis van het gehechtheidsdenken. Maar ook bij zorgorganisaties horen we regelmatig de wens om het gehechtheidskader mee op te nemen in hun zorgbeleid, niet enkel voor het cliëntwer, maar ook om teamleden te ondersteunen bij de complexe vorm van samenwerking die de hulpverlening binnen de geestelijke gezondheidszorg van hen vraagt.

In het Attachment-based Family Therapy (ABFT) Belgium Trainingscentrum (KU Leuven) gaan we met hulpverleners en met teams op pad om vanuit het gehechtheidskader te werken met kinderen, jongeren en gezinnen, en met collega’s in een team. Daarbij vertrekken we steeds enerzijds vanuit recent wetenschappelijk onderzoek en de theorievorming over gehechtheid (inleiding) en anderzijds vanuit het ABFT-model voor adolescenten (bijdrage 1). Deze pijlers bieden ons telkens weer houvast om te werken aan het stimuleren en/of herstellen van veilige gehechtheidsrelaties bij verschillende doelgroepen (lagere schoolkinderen: bijdrage 2; nieuw samengestelde gezinnen: bijdrage 3) en in diverse settings (teams in de jeugdhulp: bijdrage 4).

S20.0 Gehechtheid en het dynamisch model van de onzekere cyclus
Spreker(s): Guy Bosmans, Prof. Dr., Hoogleraar, KU Leuven/ABFT Belgium Trainingscentrum, Leuven

Volgens de gehechtheidstheorie hebben alle kinderen een aangeboren nood om zich verbonden en verzorgd te voelen met en door hun ouders, en om op hen te kunnen terugvallen bij stress. Parallel hebben alle ouders de nood om te voelen dat hun kind hen als liefhebbend en zorgend ervaart. Via dit biologisch verankerde systeem zal vervolgens de variatie in de door het kind ervaren kwaliteit van zorg ertoe bijdragen dat kinderen veiliger of onveiliger gehecht geraken. Veiliger gehechte kinderen leren vertrouwen in zorg en zullen daardoor sneller steun zoeken bij belangrijke anderen tijdens stress. Onveiliger gehechte kinderen ontwikkelen minder vertrouwen in zorg en zullen alternatieve manieren zoeken om met stress om te gaan. Dit maakt hen kwetsbaar om met hun ouders te verzeilen in wat we een onveilige cyclus noemen: een patroon van interacties waarbij misverstanden in de communicatie het gebrek aan vertrouwen, de daarmee verbonden onderliggende angsten en de gedragsmatige manieren om met stress om te gaan bij gebrek aan steun, wederzijds worden versterkt. In deze bijdrage doen we de leertheorie over gehechtheid en het model van de onveilige cyclus uit de doeken en bespreken we hoe deze ons handvatten bieden om met gezinnen in gesprek te gaan over ‘(on)verbonden zijn’ met elkaar, in de beeldvorming over onveilige relationele dynamieken binnen een gezin en bij het uitdenken van interventies om deze een halt toe te roepen.

S20.1 | Attachment-Based Family Therapy als roadmap om onzekere cycli te doorbreken en nieuw gehechtheidsleren te faciliteren bij adolescenten
Spreker(s): Karen Bauwens, Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven
Ludmilla Moons, Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven

Attachment-Based Family Therapy (ABFT) is een kortdurende, systeemtherapeutische interventie waarvoor wetenschappelijk is aangetoond dat het een model van relatieherstel biedt dat een positieve impact heeft op de (aanmeldings)klachten in gezinnen. ABFT is initieel ontwikkeld voor depressieve en suïcidale jongeren en sluit aan bij de huidige stand van zaken in het gehechtheidsonderzoek die suggereert dat emotioneel lijden bij jongeren mee veroorzaakt, in stand gehouden of, belangrijker nog, gebufferd kan worden door de kwaliteit van gehechtheidsrelaties binnen gezinnen. Er wordt vanuit gegaan dat depressieve en suïcidale jongeren gestopt zijn met het opzoeken van steun en zorg van hun ouder(s) of primaire zorgfiguren in tijden van stress vanwege verlies van vertrouwen in zorg doorheen een leergeschiedenis van relationele kwetsuren en emotioneel onafgestemde zorginteracties. ABFT speelt hierop in door met gezinnen als eerste stap in behandeling een verbindend traject te doorlopen gericht op het herstellen en/of versterken van de gehechtheidsrelatie tussen de jongere en diens ouder(s) of primaire zorgfiguur. De kern van ABFT ligt in gezinnen te helpen (her)ontdekken, communiceren én ervaren dat ze, onderliggend aan alle conflicten, miscommunicaties, afstand, relationele kwetsuren en vertrouwensbreuken, vooral verlangen om zich met elkaar verbonden te voelen. ABFT is opgebouwd uit vijf behandeltaken die fungeren als een roadmap om, doelgericht en systematisch, dit primaire behandeldoel van relatieherstel te bereiken. In deze bijdrage zal het ABFT model met zijn 5 behandeltaken toegelicht worden.

S20.2 | Middle Childhood Attachment-based Family Therapy: Het bevorderen en herstellen van veilige gehechtheidsrelaties bij lagere schoolkinderen en hun ouders
Spreker(s): Leen Van Vlierberghe, Dr., Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven
Guy Bosmans, Prof. Dr., Hoogleraar, KULeuven/ABFT Belgium Trainingscentrum, Leuven

Bij gebrek aan een gelijk(w)aardig gehechtheidsgericht aanbod dat zich specifiek richt op lagere schoolkinderen, probeerden we doorheen de jaren ABFT ook toe te passen bij deze jongere doelgroep. Hoewel we de systematiek van de behandeltaken zoals in ABFT beschreven min of meer konden vasthouden, moesten we toch vaststellen dat het model onvoldoende recht doet aan de eigenheden van de (gehechtheids)ontwikkeling in deze leeftijdsgroep. De manier waarop in ABFT aan bepaalde behandeldoelen wordt gewerkt, bleek daardoor niet haalbaar bij deze jongere kinderen. Om hieraan tegemoet te komen, ontwikkelden we Middle Childhood Attachment-based Family Therapy (MCABFT) een gehechtheidsgerichte interventie voor kinderen tussen 8 en 12 jaar met gedrags- en emotionele moeilijkheden en hun ouders. In deze bijdrage schetsen we kort op welke manier we de ABFT roadmap konden behouden maar via een meer speelse en actieve manier van werken beter tegemoet komen aan de (gehechtheids)ontwikkelingsnoden en eigenheden van 8 tot 12-jarigen. We presenteren de eerste resultaten van een pilootonderzoek naar de effectiviteit van MCABFT en de tevredenheid van ouders met deze interventie. Tot slot vertellen we iets over twee lopende MCABFT-implementatietrajecten in de lagere schoolteams van CGG VAGGA (Antwerpen) en netwerk Ligant (Limburg).

S20.3 | (MC)ABFT in nieuw samengestelde gezinnen
Spreker(s): Tara Santens, Dr., Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven
Leen Van Vlierberghe, Dr., Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven

Een toenemend aantal kinderen groeit op in een nieuw samengesteld gezin (NSG). Samenleven in een NSG verschilt op vele vlakken fundamenteel van samenleven in een kerngezin, en kan de ontwikkeling van veilige gehechtheidsrelaties sterk onder druk zetten. In (MC)ABFT ontmoeten we kinderen, jongeren en (plus)ouders die met deze relationele uitdagingen worstelen en zien we hoe sterk dit verband kan houden met hun mentaal welbevinden. Hiermee aan de slag gaan in (MC)ABFT, vraagt een zorgvuldige afweging van de invulling van de taken in de roadmap: Wanneer en waarom nodig ik een plusouder mee uit? Hoe krijg ik NSG thema’s en de impact ervan op de gezinsrelaties op tafel? Wat bespreek ik precies met een kind, jongere, (plus)ouder? Hoe kan ik ervoor zorgen dat alle partijen zich voldoende gehoord en gezien voelen? We vonden inspiratie bij het kader van Papernow en collega’s (2023) waarin vijf NSG-specifieke uitdagingen worden beschreven, evenals een aantal strategieën om er in therapie mee aan de slag te gaan. In deze bijdrage lichten we toe hoe dit kader ons helpt om de verschillende taken in de ABFT roadmap in deze gezinnen vorm te geven op een manier die recht doet aan de eigenheid van samenleven in een NSG.

S20.4 | Gehechtheidsgericht aan de slag in de jeugdhulp: het belang van team-werk
Spreker(s): Jasmijn Creten, Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven
Ilse Devacht, Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven
Ludmilla Moons, Opleider, ABFT Belgium Trainingscentrum (KU Leuven), Leuven

“Hoe kunnen we binnen onze teams in de jeugdhulp meer gehechtheidsgericht werken?”
“Hoe kunnen we het inzetten op nieuwe zorgervaringen en herstel in vertrouwen tot rode draad en gemeenschappelijke taal maken binnen onze jeugdhulpvoorzieningen?”

Dat zijn de vragen waarmee de voorzieningen jeugdzorg van Trawant* kwamen aankloppen bij het ABFT-Belgium trainingscentrum. En zo begon onze weg samen…

Attachment Based Care For Teams (ABC4T) biedt een begeleidingskader voor interdisciplinaire teams, gebaseerd op inzichten uit de gehechtheidstheorie. We bouwden hierop verder om een trainingstraject te ontwikkelen op maat van de teams jeugdzorg van Trawant. Het afgelopen jaar trainden we meer dan 40 teams. Het was een unieke ervaring en een voorrecht om bij zoveel teams een blik binnen te mogen werpen. Gehechtheidsgericht werken is ‘dichtbij de mens’: het verlangt dat we ons mens-zijn professioneel inzetten. Dit gaat echter niet zomaar. Het vereist een gemeenschappelijk kader, kennis, gedragenheid en bovenal: teamwerk. Gehechtheidsgericht werken gaat immers ook over wat er bij jou als mens en tussen jullie als collega’s gebeurt. Door ook met parallelprocessen en teamprocessen aan de slag te gaan, kunnen we ons ‘mens-zijn’ en onze onderlinge verschillen nog meer inzetten als kracht. We delen graag iets over dit trainingstraject. Wat betekent het om gehechtheidsgericht aan de slag te gaan in een interdisciplinair team? Wat is hiervoor nodig? Wat kunnen we leren van de ontmoetingen met deze teams?

* Samenwerkingsverband Trawant: een regionale samenwerking tussen jeugdhulppartners en andere betrokken actoren op gezinnen, kinderen en jongeren.

 

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S21 I Hoe actueel is de OCD behandelingsrichtlijn nog?
Voorzitter : Chris Bervoets, Md PhD, UPC KU Leuven, Leuven

S21.0 | Inleiding

S21.1 | Medicamenteuze behandeling van OCD
Spreker(s): Emma Verstraete, Md, UPC KU Leuven, Leuven

Inleiding: De obsessief-compulsieve stoornis (OCS) is een psychiatrische aandoening gekenmerkt door ongewenste, repetitieve en stresserende preoccupaties (obsessies) en hierbij gepaard gaande dwanghandelingen (compulsies) om de ontstane stress te verminderen. De levensloopprevalentie van OCS is 2,3%. De klassieke behandeling van OCS bestaat uit cognitieve gedragstherapie (CGT) en/of een farmacologische behandeling, met name serotonine-reuptake-inhibitoren (SRI’s) die volgens de huidige richtlijn hoog en langdurig gedoseerd dienen te worden. Hieruit volgend wordt aangenomen dat serotonine een belangrijke rol speelt in de pathofysiologie van OCS: de serotonine hypothese. Er is geen overzicht omtrent de farmacodynamische effecten van het hoog- en langdurig doseren van SRI’s en het is discutabel of serotonine het enige farmacodynamische doelwit is van de farmacologische behandeling bij OCS. Methode: Aan de hand van een scoping review wordt de beschikbare literatuur samengevoegd omtrent deze tweeledige onderzoeksvraag. De PRISMA-ScR-richtlijnen worden gevolgd. De farmaceutische moederbedrijven van de referentieproducten werden aangeschreven. Resultaten: Dosis-escalatie bij SRI-behandeling genereert geen bijkomende serotonerge receptorbezetting. Er is geen data beschikbaar omtrent wat farmacodynamisch wel gebeurt bij hoog en langdurig doseren van SRI’s. Binnen de serotonerge referentieproducten voor OCS bevinden zich ook noradrenerg werkende producten.  Discussie: Publicatiebias speelt een belangrijke rol in de afwezigheid van kennis omtrent de farmacodynamiek bij behandeling met SRI’s in hoge dosis. Noradrenaline lijkt op basis van de gepubliceerde data een minstens even belangrijk neurochemisch target te zijn voor OCS als serotonine. De resultaten binnen deze review nopen tot een kritische evaluatie van de serotonine-hypothese als klinische fundering voor een effect bij OCS, alsook van de huidige behandelrichtlijn, daar er op heden geen farmacologische rationale gepubliceerd is voor de geadviseerde hoge doseringen bij OCS.

S21.2 | Biomarkers in de OCD diagnose
Spreker(s): Xena Serifova, Doctorandus Biomedische wetenschappen, UPC KU Leuven, Leuven
Bijkomende auteur(s): Stephanie Van der Donck, Laura Luyten, Chris Bervoets, Bart Boets

Bouwen aan begrip: Onderzoek naar biomarkers voor OCS.

Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is een ernstige psychiatrische aandoening die een aanzienlijke impact op het dagelijks functioneren heeft. Vroege detectie en behandeling zijn daarom cruciaal. Het centrum voor OCS te UPC KU Leuven past verschillende behandelingen toe, zoals o.a. cognitieve gedragstherapie. Een uitdaging is echter het ontbreken van objectieve methoden om de behandelingseffectiviteit te evalueren en aldus het behandelingsprogramma te individualiseren of verfijnen. Er is dus behoefte aan objectieve tools om de ernst en evolutie van OCS te monitoren.

Recent is een innovatieve frequentie-tagging EEG methode ontwikkeld. In het huidige project combineren we deze veelbelovende benadering met symptoomprovocatietechnieken om de neurale gevoeligheid voor OCS-relevante visuele stimuli op een snelle en objectieve manier te onderzoeken. Daarnaast vullen we deze aanpak aan met metingen van spontane, laagfrequente hersengolven, aandachtsoriëntatie, vermijdingsgedrag, en stressfysiologie. We vergelijken volwassenen met OCS met controlepersonen, en monitoren de symptoomernst doorheen een intensief cognitief gedragstherapeutisch programma dat exposure en responspreventie omvat. Deze integratieve aanpak kan nieuwe inzichten bieden in de neurobiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan OCS en bouwt daarmee verder aan begrip omtrent de stoornis.

Dit onderzoeksprogramma, ingebed in een recent opgerichte klinische OCS-unit, vormt een cruciale stap in de richting van een objectieve biomarker van OCS-ernst. Daarmee heeft dit project niet alleen een grote waarde binnen onderzoek, maar ook potentieel om de klinische praktijk te verrijken en op termijn het welzijn van patiënten met OCS te verbeteren.

S21.3 | Familietherapeutische benadering van OCD
Spreker(s): Sirri Wouters, Psycholoog gedragstherapeut, UPC KU Leuven, Leuven

Onderzoek heeft aangetoond dat cognitieve gedragstherapie (CGT) effectief is voor patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS). Bij follow-up voldoet echter ongeveer de helft van de behandelde patiënten nog steeds aan de criteria van een OCS (van Oppen, van Balkom, de Haan, & van Dyck, 2005). Het behandelresultaat zou mogelijk verbeterd kunnen worden door de behandeling te richten op familie-interacties rondom de obsessieve-compulsieve symptomen.

S21.4 | Psychomotorische therapie en OCD
Spreker(s): Joren Deschryvere, PMT therapeut, UPC KU Leuven, Leuven

In dit onderdeel bespreken we de rol van lichaamsgericht werken binnen het behandeltraject van de patiënt. Dit behandelonderdeel bestaat uit 3 verschillende soorten therapieën: Algemene psychomotorische therapie, fitness & relaxatie. De rol en het doel van deze onderdelen zullen specifiek voor OCS uitgebreid worden besproken. Niet alleen vanuit een wetenschappelijk perspectief maar ook aan de hand van observaties die we gedurende het voorbije jaar hebben kunnen maken. We bespreken ook hoe PMT een belangrijke ondersteunende schakel kan zijn binnen de gedragstherapie, zowel op vlak van observaties maar ook op vlak van spanningsregulatie binnen het exposure onderdeel dat natuurlijk centraal staat in het behandeltraject. Om af te sluiten halen we het belang van interoceptieve awareness aan bij de behandeling van de patiënt en het onderzoek dat binnenkort in samenwerking met de KU Leuven zal opgestart worden.

 

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S22 I Op zoek naar verbinding in muziektherapie
Voorzitter: Daisy Varewyck, Master in de muziektherapie, Muziektherapeut, PC. Dr. Guislain, Gent

Tijdens dit symposium laten we 3 muziektherapeuten aan het woord. Aan de hand van casuïstiek met bijhorende klinische muziekfragmenten zullen zij hun werk voorstellen en koppelen aan de theorie. Elke muziektherapeut zal spreken vanuit zijn/haar werkveld: volwassenen, kinderen en jongeren met een psychiatrische problematiek.

S22.0 |  Inleiding
Spreker(s): Daisy Varewyck, Master in de muziektherapie, Muziektherapeut, PC. Dr. Guislain, Gent

S22.1 | Van donkere gedachten naar donkere humor
Spreker(s): Stijn Bluekens, Master in de muziektherapie, Muziektherapeut, PC. Dr. Guislain, Gent

 Deze lezing werpt een klinische blik op het gebruik van humor binnen een therapeutische setting. Vanuit een casus met een puber wordt het gebruik van humor besproken. Humor kan gezien worden als een spel met de realiteit. Omwille van een bevreemdende realiteitsbeleving bij verscheidene pathologieën, kan het van belang zijn om via humor een toegangspoort te zoeken tot verbinding. Een gedeelde humoristische ervaring kan hierbij een teken zijn van verbinding, waaruit er verder kan worden gebouwd op een therapeutisch proces en contact tot stand kan worden gebracht. Een onbegrip in humor kan daarentegen ook iets aanduiden van het huidige psychisch functioneren of een verandering van de realiteitsbeleving. In deze casus vond er een verschuiving plaats van donkere gedachten naar donkere humor. De humor bracht haar in het hier-en-nu en trok haar weg van de suïcidale stem in haar hoofd. Om het thema humor in therapie nog wat uit te diepen zullen er korte klinische vignetten worden besproken waarin humor een belangrijke rol speelde.

S22.2 | Verstandelijke beperking en depressie: over de (on)mogelijkheid tot muzikale ontwikkeling
Spreker(s): Anna Petit-Jean, Master in de muziektherapie, Muziektherapeut, PC. Dr. Guislain, Gent

In deze uiteenzetting bespreken we het muziektherapeutisch proces van een jonge man met een licht verstandelijke en fysieke beperking die werd aangemeld met depressieve klachten. Deze uiten zich enerzijds in een algemene lusteloosheid en suïcidale gedachten en anderzijds in heftige emotionele uitbarstingen. Tijdens de dagbehandeling in het psychiatrisch centrum Dr. Guislain volgt de man wekelijks muziektherapie in kleine groep. Tijdens de sessies valt op dat hij weinig van zichzelf laat zien. Hij legt alle initiatief, inbreng en keuzes bij de ander en dwaalt regelmatig af met zijn gedachten. Ook zijn manier van spelen wordt gekenmerkt door een zekere afwezigheid: er is een beperkte mate van contact met het eigen spel en dat van de ander. Het wordt snel duidelijk dat muzikale ontwikkeling niet of nauwelijks mogelijk is. Wel ontstaan er soms korte momenten waarop hij plots contact maakt en op een ontladende, harde en gevarieerde manier de instrumenten bespeelt. Vanuit dit beeld ontstaat de nieuwsgierigheid naar zijn identiteit. Binnen deze casus onderzoeken we onder andere volgende vragen: Hoe kunnen we deze man vaker in het hier en nu brengen? Hoe kunnen we de muzikale ontwikkeling stimuleren? Kunnen we zijn identiteitsontwikkeling faciliteren?

S22.3 | Muziek in tijden van crisis
Spreker(s): Daisy Varewyck, Master in de muziektherapie, Muziektherapeut, PC. Dr. Guislain, Gent

Is therapie aangewezen op een crisisdienst? En zo ja, aan welke frequentie kan men dan iemand therapeutisch opvolgen tijdens een kortdurende residentiële opname? En wat met muziektherapie? Is muziek niet te overspoelend wanneer iemand net in het dieptepunt van zijn/haar leven zit? Is het veilig om een persoon tijdens een psychotische of manische opstoot te laten improviseren? Zou improvisatie agressie kunnen uitlokken? Zijn er elementen die als tegenindicatie gelden voor (muziek)therapie tijdens een crisis? Op welke manier kan men contact maken en hoe kan men in verbinding gaan? Tijdens deze lezing trachten we aan de hand van klinische vignetten, met muziekfragmenten ter illustratie, een antwoord te formuleren op deze en andere vragen.

 

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S23 I Populatiestudies 2.0: een nieuwe generatie populatiestudies
Voorzitter: Ronny Bruffaerts, Klinisch psycholoog, ZAP, KUL, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven

In dit symposium gaan we in op nieuwe ontwikkelingen in populatiestudies, waarbij voorbij het descriptieve gekeken wordt.

S23.0 Inleiding
Spreker(s): Ronny Bruffaerts, Klinisch psycholoog, ZAP, KUL, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven

De voorbije 20 jaar hadden populatiestudies in hoofdzaak een descriptief karakter. De nieuwe generatie populatiestudies gaat verder dan descriptieve doelen, en zet in op monitoring van geestelijke gezondheid. Vanuit monitoring openen zich nieuwe deuren die maatschappelijk relevant zijn en het beleid kunnen informeren, zoals: kunnen we suïcidaliteit voorspellen?; kunnen we de afstemming tussen zorgnood en zorggebruik verbeteren?; kunnen we de zorgnood inschatten op netwerkniveau?  In dit symposium gaan we in op diverse populatiestudies die net dat stapje verder gaan, met longitudinale designs: de Leuven College Surveys (LCS) monitort de geestelijke gezondheid van studenten; de National study on the Epidemiology of mental health Disorders (NEeDs) bestrijkt de algemene Belgische populatie, en EPCAP (Evaluation of Primary Care Psychology in Belgium) zoomt in op de groep patiënten die gebruik maakt van eerstelijnspsychologische zorg.

S23.1 | Mortaliteit bij suïcidale patiënten op de spoeddienst van het UZ Leuven Gasthuisberg van 2001-2023
Spreker(s): Laura Van Eldere, Master in de verpleeg- en vroedkunde, doctorandus, KUL, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven

Onderzoek toont aan dat er een aanzienlijke oversterfte is bij mensen met een psychische aandoening voor bijna alle psychische stoornissen (Lawrence, Kisely, & Pais, 2010). Suïcide is de meest bestudeerde reden van overlijden in de geestelijke gezondheidszorg, hoewel niet iedereen met suïcidale gedachten en gedragingen overlijdt door suïcide (O’Connor & Nock, 2014). Omwille hiervan onderzochten we de redenen van overlijden bij psychiatrische patiënten die zich de voorbije 22 jaar aanmeldden met suïcidale gedachten en/ of gedragingen op de spoedgevallendienst (N ~17,000). Aan de hand van een longitudinale dataset kunnen patiënten binnenin het suïcidale spectrum worden opgevolgd. Mogelijke veranderende demografische klinische variabelen en diverse aspecten van zorggebruik worden tijdens het leven en na overlijden in kaart gebracht.

S23.2 | Middelenmisbruik bij studenten: prevalentie, evolutie en risicofactoren
Spreker(s): Chelsea Verledens, Onderzoekspsycholoog, doctorandus, KUL, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven

Middelenmisbruik start vaak in de studententijd. Dit misbruik kan bij studenten leiden tot negatieve academische uitkomsten zoals het missen van lessen, minder slaagkansen en drop-out, alsook tot gevolgen die in de bredere populatie voorkomen zoals Drug Use Disorder (DUD). Studenten vormen een unieke populatie met hun eigen uitdagingen (academische druk, kotleven, …), en bevinden zich in de overschakeling van adolescentie naar volwassenheid (‘emerging adulthood’) gekenmerkt door exploratie, risico’s nemen, kwetsbaarheid voor mentale problemen en toegenomen middelenmisbruik (Auerbach et al., 2016). Deze situatie vraagt naar uitgebreid onderzoek van middelenmisbruik bij studenten. Bestaand onderzoek focust zich echter vaak op eerstejaarsstudenten, waardoor het leeftijdsbereik beperkt is. Middelenmisbruik ontstaat namelijk gemiddeld rond de leeftijd van 20 jaar. Ook gaat het vaak om cross-sectionele samples van meer dan een decennium geleden, terwijl de drugsmarkt snel evolueert. Dit vraagt om longitudinaal onderzoek bij een bredere waaier aan studenten.

In de huidige studie kaderend binnen de Leuven College Surveys volgen we studenten (N~22,000 sinds 2012) longitudinaal op door middel van een jaarlijkse e-survey, waarvoor momenteel longitudinale data beschikbaar zijn. We gaan hier in op de eerste resultaten omtrent voorkomen en risicofactoren van middelenmisbruik bij studenten.

S23.3 | Eetstoornissen in België: voorkomen en zorgnoden
Spreker(s): Rozemarijn Jeannin, Klinisch psycholoog, Post-doctoraal onderzoeker, KUL, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven

Eetstoornissen zijn complexe en ingrijpende psychische stoornissen, die een grote impact hebben op de patiënt en hun omgeving. Het is van cruciaal belang om eetstoornissen in een vroeg stadium aan te pakken, omdat ze kunnen uitgroeien tot ernstige comorbiditeit op lichamelijk gebied en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van chronische psychische en lichamelijke problemen.

De corona-epidemie heeft een toename in verstoord eetgedrag met zich meegebracht. Nauwkeurige schattingen rond de prevalentie en het zorggebruik bij eetstoornissen dateren echter van 2 decennia geleden. De NEeDs studie bevroeg een gerandomiseerde steekproef van volwassenen uit het Belgische rijksregister (N ~800) rond het voorkomen van eetstoornissen gedurende de levensloop en in het afgelopen jaar, en hun zorggebruik. Daarnaast maken we gebruik van de Vlaamse database binnen de leerstoel Public Mental Health Monitor. Binnen deze leerstoel worden Vlaamse data gecollecteerd, representatief voor de opbouw van de Vlaamse bevolking per netwerk GGZ (N=6400). Datacollectie vond plaats in het najaar van 2023.

De volgende outcomes rond eetstoornissen worden gemeten: (a) BMI, (b) eetbuien, (c) purgeergedrag, (d) restrictie, fear of fat en overevaluatie van gewicht en lichaamsvormen en (e) een screeningsvragenlijst (NIAS) rond de Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder (ARFID) bij een deel van de respondenten. Een tweede component in de vragenlijst gaat over behandelaspecten, gerapporteerd door de persoon met een eetprobleem (met componenten van de Zorgmodule uit de CIDI-3.0).

S23.4 | Zorgpaden binnen een GGZ-netwerk – een oefening van(uit) populatiemanagement
Spreker(s): Leontien Jansen, Klinisch psycholoog, Post-doctoraal onderzoeker KU Leuven, Maatschappelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Leuven
Bijkomende spreker(s): in co-presentatie met Dhr. Koen Demuynck, Netwerkcoördinator GGZ-netwerk Kwadraat

Het nauwkeurig schatten van aanmeldingen en doorverwijzingen binnen de geestelijke gezondheidszorg is essentieel voor populatiemonitoring in de lopende hervormingen in België. Door middel van het DIZ² (Data-in-zicht (voor) Kwadraat) project werden, aan de hand van een sjabloon-gebaseerde benadering, in het najaar van 2022 het zorggebruik gemonitord binnen GGZ-netwerk Kwadraat door zowel aanmeldingen als diens verwijzingen, symptomen, sector van behandeling als ook tijd tussen aanmelding en start van behandeling te registreren. Door periodieke metingen konden gegevens over aanmeldingen en diens behandelkarakteristieken worden verzameld en geanalyseerd, met als doel veranderingen in de aangemelde populatie te volgen en een robuust monitoringinstrument te ontwikkelen. Resultaten tonen dat ongeveer 4% van de algemene bevolking beroep doet op  de GGZ op jaarbasis.  Psychiatrische ziekenhuizen en spoeddiensten waren belangrijke toegangspoorten voor verschillende problematieken, waarbij 7 op de 10 patiënten binnen een maand na doorverwijzing met behandeling begonnen. Het monitoren van zorggebruik en veranderingen in de aangemelde populatie zijn cruciaal om gelijke toegang te waarborgen en uitkomsten in de geestelijke gezondheidszorg te verbeteren.

 

woensdag 11 september 2024, 09u15 – 10u45
S24 I HerstelAcademies, dichtst bij de burger
Voorzitter: Frieda Matthys,

Een HerstelAcademie: Wat is het? Wat zijn de uitgangspunten? Van waar komt het? Hoe gestart? Waar staan we nu? Waar willen we naartoe?

S24.0 | Indeling
Spreker(s): Toon Derison, Stafmedewerker, Psyche vzw, Gent

Een HerstelAcademie: Wat is het? Wat zijn de uitgangspunten? Van waar komt het? Hoe gestart? Waar staan we nu? Waar willen we naartoe?

S24.1 | Interactieve educatie en persoonlijk herstel
Spreker(s): Leen Verhaert, Coördinator, PsychoseNet België, Antwerpen

Educatie speelt een cruciale rol in het proces van persoonlijk herstel, dit leren we uit ervaringskennis. Door educatie krijgen mensen de kennis en vaardigheden die nodig zijn om hun eigen situatie te begrijpen en te verbeteren. Als cursist, eerder dan patiënt of client kunnen deelnemen een cursus, legt de basis voor zelfbewustzijn en zelfreflectie, waardoor mensen beter in staat zijn om hun eigen sterke punten en zwakheden te identificeren.

S24.2 | Wij zijn uni(ek)! Meerwaarde van co-creatie en zeggenschap
Spreker(s): Tom Vansteenkiste, Zorginhoudelijk coördinator, IBW Muliversum/HerstelAcademie A’pen, Antwerpen
Kris Stulens, Coördinator HerstelAcademie Limburg, Kohesi, Limburg

HerstelAcademies staan voor 360 co-creatie. Co-creatie en zeggenschap bieden een waardevolle synergie doordat ze de kracht van diverse perspectieven bundelen. In samenwerkingsverbanden waar co-creatie centraal staat, ontstaat er een vruchtbare voedingsbodem voor innovatie en creativiteit.  Co-creatie verwijst hier naar de samenwerking tussen mensen met cursisten, ervaringskennis (ervaringsdeskundigen en cursisten) en zorgprofessionals. Gezamenlijk werken zij aan het ontwerp en de vormgeving van alle facetten van de HerstelAcademie.

S24.3 | Hoe een breed als mogelijk cursusaanbod dichtst bij de burger te brengen?
Spreker(s): Maaike Boonstra, Stafmedewerker Netwerk GGZ Kempen, Geel
Bart Buyens, Stafmedewerker Netwerk GGZ Kempen, Geel

HerstelAcademies bieden een breed als mogelijk cursusaanbod. Dit aanbod krijgt enerzijds vorm vanuit de behoeftebevraging van cursisten en anderzijds door het bundelen van aanwezige sterkten (expertise) in een regio.. Door co-creatie en nauwe samenwerking met lokale partners, zoals gezondheids- en welzijnsorganisaties, zowel in de publieke als private sector, streven HerstelAcademies ernaar een breed scala aan cursussen aan te bieden in elke eerstelijnszone. Deze bijdrage geeft meer inzicht in de strategieën die gehanteerd werden binnen Netwerk GGZ Kempen.

S24.4 | HerstelAcademie & EQUALITY
Spreker(s): Ilse Goethals, Lector/Onderzoeker expertisecentrum E-QUAL, HoGent, Gent
Hanne Evenepoel, Co-onderzoeker expertisecentrum E-QUAL, HoGent, Gent

Vanuit het EQUALITY//ResearchCollective (HoGent) werd de voorbije 2 jaar onderzoek gedaan, door een senior onderzoeker en co-onderzoeker met ervaringskennis. Het onderzoek had tot doel om aan de hand van vijf werkpakketten na te gaan op welke manier de HerstelAcademies hun ambities waarmaken binnen de huidige organisatie van de geestelijke gezondheidszorg. Deze bijdrage geeft een overzicht van hun bevindingen en aanbevelingen.

 

woensdag 11 september 2024, 11u15 – 12u45
S25 I Suïcidale gedachten en gedragingen van jongvolwassenen
Voorzitter: Olivia Kirtley, PhD, Assistant Research Professor and Co-Director, Center for Contextual Psychiatry, Center for Contextual Psychiatry, KU Leuven, Leuven

S25.0 Inleiding
Spreker(s): Olivia Kirtley, PhD, Assistant Research Professor and Co-Director, Center for Contextual Psychiatry, Center for Contextual Psychiatry, KU Leuven, Leuven

Elk jaar sterven er wereldwijd meer dan 700.000 mensen door suïcide en nog veel meer mensen worstelen met suïcidale gedachten. Ook zelfverwondend gedrag (ZVG) is een groot probleem voor de volksgezondheid en is een sterke voorspeller van toekomstige suïcidepogingen. Zowel suïcidaal gedrag als ZVG is heel dynamisch en verandert in de loop van uren en dagen, wat een enorme uitdaging vormt voor clinici die deze gedragingen wensen te voorspellen en voorkomen. Het meeste eerdere onderzoek naar suïcide en ZVG heeft de dynamische aard van deze gedachten en gedragingen over het hoofd gezien, door ze te onderzoeken met retrospectieve vragenlijsten of in laboratoriumexperimenten, maar als we suïcidale gedragingen en ZVG echt willen kunnen begrijpen en voorkomen, moeten we het onderzoek weghalen uit het laboratorium en binnengaan in het dagelijkse leven van mensen. In dit symposium presenteren we een onderzoeksprogramma waarin we ZVG en suïcidale gedragingen in het dagelijks leven onderzoeken met behulp van smartphone-technologie. Dit onderzoek geeft ons inzichten in de suïcidale gedragingen en ZVG van individuen die we normaal gesproken zouden missen, omdat ze buiten de muren van de kliniek plaatsvinden, en heeft betrekking op zowel risico- als beschermende factoren. Daarom zijn deze resultaten direct relevant voor de preventie en klinische behandeling van suïcidale gedragingen en ZVG.

S25.1 | Het korte-termijnverloop van zelfverwondingsgedachten en cognities bij individuen die behandeling zoeken
Spreker(s): Glenn Kiekens, PhD, FWO Senior Research Fellow; Assistant Professor, Center for Contextual Psychiatry & Department of Clinical Psychology, KU Leuven; Tilburg University, Leuven
Bijkomende Spreker(s): Laurence Claes, Evan Kleiman, Koen Luyckx, Daniel Coppersmith, Rebecca G. Fortgang, Inez Myin-Germeys, Matthew K. Nock

Zelfverwondend Gedrag (ZVG) vormt een aanzienlijk zorgpunt voor de geestelijke gezondheid. Tot nu toe hebben studies zich gericht op het vaststellen van de prevalentie en samenhang met de aanwezigheid en ernst van ZVG. Echter, we missen nog steeds basiskennis over het korte-termijnverloop van ZVG bij hulpzoekende cliënten. Dergelijke informatie zou nuttig zijn om clinici beter te informeren en behandelingsmiddelen toe te wijzen voor ZVG. Om deze reden richt deze studie zich op vier onbeantwoorde vragen met betrekking tot het korte-termijnverloop van ZVG: in welke mate variëren ZVG-cognities (i.e., gedachten, drang, en effectiviteit om ZVG te weerstaan) en gedrag (1) tussen individuen die behandeling zoeken, (2) binnen individuen die behandeling zoeken, en (3) gedurende de dag en de week, en (4) hoe voorspellen cognities en gedrag elkaars verloop. Om een antwoord te bieden om deze vragen zullen we gebruik maken van het Detection of Acute rIsk of seLf-injurY (DAILY) Project, een vier weken durende Experience Sampling Studie bij 125 cliënten tussen 15-39 jaar die behandeling zoeken. Deze cliënten vulden dagelijks 6 vragenlijsten in die ZVG-cognities en gedrag bevraagden (totaal 15,123 assessments), en registreerden zelfverwondend gedrag ook met een drukknop. De bevindingen zullen een gedetailleerde karakterisering bieden van het verloop van ZVG tijdens behandeling, waarmee de wetenschap en klinische praktijk worden geïnformeerd over de dynamische en heterogene aard van ZVG.

S25.2 | De puzzel van zelfverwonding bij adolescenten: Hechting, eenzaamheid en jeugdtrauma
Spreker(s): Julie Janssens, MSc, PhD Candidate; Clinical Psychiologist and Family Therapist, Center for Contextual Psychiatry, KU Leuven, Leuven
Bijkomende auteur(s): Inez Myin-Germeys, Ginette Lafit, Robin Achterhof, Noemi Hagemann, Karlijn S. F. M. Hermans, Anu P. Hiekkaranta, Aleksandra Lecei, & Olivia J. Kirtley

Onveilige hechting is een risicofactor voor zelfverwondend gedrag (ZVG) bij volwassenen. Er is echter geen onderzoek naar de relatie tussen onveilige hechting en ZVG in het dagelijks leven van adolescenten, ondanks de noodzaak om de korte-termijn associaties van ZVG te begrijpen. Eenzaamheid en jeugdtrauma zijn ook in verband gebracht met zelfverwonding en hechting, maar zijn niet onderzocht in het dagelijks leven. In drie studies gebruikten we gegevens van de N=1913 SIGMA-studie om de relatie te onderzoeken tussen hechting, jeugdtrauma, eenzaamheid, ZVG en ZV-gedachten bij adolescenten. ZVG, ZV-gedachten en eenzaamheid, werden gedurende 6 dagen tien keer per dag gemeten tijdens het dagelijks leven van adolescenten met behulp van de Experience Sampling Method, een soort smartphonedagboek. De resultaten toonden aan dat zowel een grotere onveilige hechting met de vader als met de moeder samenhing met ZV-gedachten, maar niet met ZVG. We ontdekten ook dat de relatie tussen eenzaamheid, ZV-gedachten en ZVG sterker was voor mensen met meer onveilige hechting, en dat een sterke maternale hechting de relatie tussen jeugdtrauma en ZVG en ZV-gedachten in het dagelijks leven verzwakte. De bevindingen van onze studies onderstrepen het belang van ouderlijke gehechtheidsrelaties in de preventie en klinische behandeling van ZVG bij adolescenten.

S25.3 | De rol van realtime sociale interactie bij suïcidale gedachten en gedragingen van jongvolwassenen
Spreker(s): Olivia Kirtley, PhD, Assistant Research Professor and Co-Director, Center for Contextual Psychiatry, Center for Contextual Psychiatry, KU Leuven, Leuven
Bijkomende Spreker(s): Gwendolyn Portzky, Steffie Schoefs, Nian Kemme, Thomas Pattyn, Lynn de Smet, Stephan Claes, Inez Myin-Germeys

Blootstelling aan suïcidepogingen van anderen is een belangrijke risicofactor voor suicidaal gedrag,  maar de reden hiervoor is onduidelijk. Aangezien onderzoek en theorie stellen dat sociale processen een cruciale rol spelen bij suïcidale gedachten en gedrag (SGG) — en blootstelling een sociaal proces is — veronderstellen wij dat er een sociaal interactief pad bestaat tussen blootstelling aan suïcidepogingen en SGG. Eerder onderzoek naar sociale processen in de context van suïcide heeft voornamelijk gebruik gemaakt van zelfrapportagevragenlijsten, maar deze kunnen geen dynamische, sociale interacties in het dagelijks leven vastleggen. Om de relatie tussen blootstelling aan suïcidepogingen en sociale interacties in het dagelijks leven onder jongvolwassenen te onderzoeken, hebben wij het SCOUT-project opgezet. We rekruteren jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar met recente suïcidegedachten (de SCOUT Clinical studie) of die een vriend hebben die onlangs een suïcidepoging overleefd heeft (de SCOUT Community studie). Om SGG en sociale interacties in het dagelijks leven te onderzoeken, gebruiken we experience sampling methods (ESM), waarbij deelnemers gedurende zes dagen 10 x per dag korte vragenlijsten invullen via hun smartphone. ESM-opvolgingsbeoordelingen worden na één en drie maanden na de baselinebeoordeling herhaald. Gezien het gebrek aan bestaand onderzoek dat zich richt op suïciderisico op de korte termijn, zal het SCOUT-project een waardevolle bijdrage leveren aan onze kennis over suïciderisico over perioden van uren en dagen — de klinische realiteit van suïcidepreventie.

S25.4 | Het identificeren van beschermende factoren in het suïcidale proces bij adolescenten: een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden
Spreker(s): Eveline Van Raes, MSc, PhD Candidate; Child and Adolescent Psychiatrist, Center for Contextual Psychiatry, KU Leuven, Leuven
Bijkomende Spreker(s): Marina Danckaerts & Olivia Kirtley

Suïcidaliteit is een ernstig en complex gezondheidsprobleem dat de klinische praktijk dagelijks voor uitdagingen plaatst. Suïcidaliteit is bovendien een dynamisch proces, met een spectrum gaande van occasionele suïcidegedachten tot daadwerkelijk suïcidaal gedrag. Eerder onderzoek heeft zich voornamelijk gericht op het onderzoeken van elementen die het risico op suïcide verhogen, ook wel risicofactoren genoemd. Factoren die het risico op suïcide gaan verlagen, beschermende factoren, zijn veel minder onderzocht. Toch is er groeiende belangstelling voor positieve geestelijke gezondheidszorg, waar de (veer)kracht van individuen en hun context centraal staat. Het doel van dit onderzoeksproject is om onze kennis over beschermende factoren te verbreden en verdiepen en dit door middel van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. We laten mensen met suïcidale ervaringen aan het woord in focusgroepen en betrekken ook clinici, zorgverleners en de ruimere samenleving via een online vragenlijst rond dit thema. Vervolgens toetsen we de bekomen resultaten via de Experience Sampling Methode (ESM) – een techniek die via meerdere vragenlijsten per dag peilt naar de interne belevingswereld van de participant, de context waarin die zich bevindt en het optreden van symptomen. Ons onderzoeksproject gaat de aandacht vestigen op het belang van positieve psychologie, actieve patiëntparticipatie en het gebruik van dynamische onderzoeksmethoden in wetenschappelijk onderzoek.


woensdag 11 september 2024, 11u15 – 12u45

S26 I De procedure van de beoordeling van beslissingsbekwaamheid vanuit multidisciplinair oogpunt
Voorzitter :  Jan De Lepeleire, Huisarts, Prof KU Leuven, KU Leuven, Lint

S26.0 | Inleiding
Spreker(s): Jan De Lepeleire, Huisarts, Prof KU Leuven, KU Leuven, Lint

De beoordeling van beslissingsbekwaamheid blijft een moeilijk en delicaat proces. Dit symposium, dat ruimte en tijd voorziet voor een doorgedreven uitwisseling van ideeën met de zaal, schetst een kader voor de beoordeling van beslissingsbekwaamheid vanuit het perspectief van maatschappelijk werk en de attesterende arts, tegen de achtergrond van een uitgewerkt ethisch kader.

S26.1 | Een ethische handreiking voor het evalueren van beslissingsbekwaamheid
Spreker(s): Axel Liégeois, Ethicus, Prof KU Leuven, Broeders van Liefde, Leuven

Beslissingsbekwaamheid speelt een cruciale rol in de manier waarop we de geestelijke gezondheidszorg in Westerse landen organiseren. Of een patiënt zelf of een vertegenwoordiger of bewindvoerder kan beslissen, of een gedwongen opname, een vrijheidsbeperkende maatregel of euthanasie is toegestaan, hangt af van de beslissingsbekwaamheid. Het recht biedt weinig houvast bij het beoordelen van die bekwaamheid. Daarom hebben we met de begeleidingscommissie ethiek geestelijke gezondheidzorg bij de Broeders van Liefde een handreiking opgesteld voor het evalueren van beslissingsbekwaamheid. De handreiking gaat uit van veronderstelde beslissingsbekwaamheid en van de gedeelde besluitvorming om het beoordelen van die bekwaamheid zoveel mogelijk te vermijden. Als dat toch nodig is, stelt de handreiking tien inhoudelijke criteria voor, die eerst afzonderlijk en daarna globaal worden geëvalueerd. Die evaluatie gebeurt best in een dialoog tussen de betrokkenen, zoals de patiënt zelf indien mogelijk, een naastbetrokkene, de arts en een andere zorgverlener. Hiervoor zijn een informeel en een formeel evaluatieproces ontwikkeld. Deze manier van werken biedt niet alleen houvast bij veel beslissingen in de zorg, maar ook bij het evalueren van de beslissingsbekwaamheid bij bewindvoering. De tien criteria en het overleg tussen verschillende evaluatoren zijn daarbij richtinggevend.

S26.2 | Een aanvraag bewind vergt een weloverwogen beslissing rekening houdend met wils(on)bekwaamheid en de mate van handelingsonbekwaamheid
Spreker(s): Esther Van Reeth, Master Sociaal Werk, Coördinator Competentiecentrum Maats. Werk, UPC KU Leuven, Kortenberg

Het bewind over de persoon en/of de goederen is een beschermingsmaatregel, maar wel een met heel wat impact voor de patiënt, met name het niet meer (alleen) mogen stellen van bepaalde rechtshandelingen.  De opstart van een aanvraag bewind moet dus een weloverwogen beslissing zijn. Binnen de context van een psychiatrisch ziekenhuis (of GGZ-context) vraagt dit om een zorgvuldige afweging:  “Waaruit blijkt de handelingsonbekwaamheid en is deze het gevolg van de medische problematiek?  Wat is het beoogde doel en komt deze maatregel hieraan tegemoet? Zijn er alternatieven mogelijk?”. Zowel bij de opstart van een aanvraag bewind, als tijdens het bewind zelf dragen alle betrokkenen een belangrijke verantwoordelijkheid, meer bepaald m.b.t. de evaluatie van de (verdere) noodzaak en omvang van deze maatregel. Het wetgevend kader biedt immers de ruimte om de mate van bescherming indien nodig te verhogen of waar mogelijk na evaluatie af te bouwen of zelfs te beëindigen. In de praktijk leidt dit tot een nauwe samenwerking/afstemming tussen de (behandelende) arts en de maatschappelijk werker, waarbij de patiënt indien mogelijk (cf. wilsbekwaamheid) en ook zijn familieleden en/of vertrouwenspersoon worden geïnformeerd en betrokken.

S26.3 | De beoordeling van beslissingsbekwaamheid: een voorstel voor een klinisch werkbare procedure
Spreker(s): Jan De Lepeleire, Huisarts, Prof KU Leuven, KU Leuven, Lint

Voor artsen blijft het beoordelen van beslissingsbekwaamheid, zeker in juridische procedures, een heikele procedure. Beperkt onderzoek bij huisartsen toonde dat er geen gestandaardiseerde procedure beschikbaar is, ondanks het feit dat door de vergrijzing van de bevolking en de toename van de personen met dementie, artsen vaker hiermee geconfronteerd worden (1). Deze bijdrage rapporteert, vertrekkend van de opgedane ervaring voor de beoordeling van handelingsbekwaamheid in drie psychiatrische ziekenhuizen, een voorstel van procedure voor de beoordeling van beslisbekwaamheid. Het bouwt voort op de uitgangspunten van de eerste spreker (doel, alternatief, medisch aspect) en de tweede bijdrage bestaande uit de tien criteria die eerder werden gepubliceerd (2). De interactie van de attesterende arts met de behandelende arts en de dienst maatschappelijk werk is daarbij cruciaal en vaak nog te weinig ontwikkeld. De ethische en deontologische aspecten die hieraan verbonden zijn, worden hierbij niet uit het oog verloren.

S26.4 | Gesprek met de zaal
Spreker(s): Gesprek met de zaal.


woensdag 11 september 2024, 11u15 – 12u45

S27 I Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg
Voorzitter: Lucia Dehaene, Prof. dr. Psychologie & Pedagogische Wetenschappen, Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen, PASO UPC KU Leuven & PraxisP, PraxisP KU Leuven, Leuven

S27.0 Inleiding
Spreker(s): Lucia Dehaene, Prof. dr. Psychologie & Pedagogische Wetenschappen, Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen, PASO UPC KU Leuven & PraxisP, PraxisP KU Leuven, Leuven

S27.1 Community-based psychosociale zorg voor vluchtelingen na een geschiedenis van collectief geweld en migratie: Groepsmethodisch werken met diaspora gemeenschappen in Leuven

Spreker(s): Lies Missotten, Doctor in de psychologie, master in de psychologie, Klinisch Psycholoog, PraxisP KU Leuven, Leuven
Sofie Desmet, Doctor in de psychologie, Doctor in de kunstwetenschappen, master in de psychologie, Postdoctoraal onderzoeker (FWO), Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek & PraxisP, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, KU Leuven, Leuven

Tot op vandaag worden mensen overal ter wereld door collectief geweld, mensenrechtenschendingen en sociaal-politieke dynamieken gedwongen om hun thuisland te ontvluchten en hun familie en gemeenschap achter te laten op zoek naar een veilige haven. Het aanhoudende geweld of onveiligheid in hun thuisland, de vele verlieservaringen, en de hervestiging in een nieuw land gaan gepaard met een opeenstapeling van stressoren die nopen tot de ontwikkeling van contextueel aangepaste psychosociale zorg. Laagdrempelige groepsgerichte interventies die focussen op het activeren van primaire steunbronnen en het versterken van sociale verbinding, het creëren van een veilige ruimte voor expressie en het samen exploreren van (culturele) copingstrategieën vormen hierin een eerste belangrijke stap. In deze bijdrage zullen we ingaan op de huidige ontwikkeling van een community-based psychosociaal zorgaanbod voor vluchtelingen dat sinds 2022 gestart is door het Team Transculturule Traumazorg voor Vluchtelingen aan PraxisP KU Leuven. We lichten de ontstaansgeschiedenis, de structurele en methodische opbouw van het groepsprogramma met illustraties uit verschillende groepssessies toe. Aan de hand van de ervaringen en stemmen van leden van de Oekraïense, Iraanse en Russische gemeenschappen geven we een inkijk in de aanwezige werkings- en ondersteuningsmechanismen in het groepsprogramma

S27.2 Psychische zorg voor asielzoekers – ervaringen vanuit onderzoek en kliniek
Spreker(s): Laura Van de Vliet, Master in de geneeskunde, specialisatie volwassenpsychiatrie, psychiater, PZ St. Alexius Grimbergen, Broeders van Liefde, zowel binnen de psychosezorg als binnen POZAH (psychiatrische ondersteuning en zorg voor asielzoekers aan huis), Grimbergen
Seline van den Ameele, PhD, Psychiater CHU Brugmann Brussel, CAPRI – Universiteit Antwerpen
Lukas Claus, arts-specialist in opleiding tot psychiater, doctoraatsonderzoeker, Universiteit Antwerpen, PZ Sint-Alexius Grimbergen (POZAH), UZ Brussel

Ondanks een hoge prevalentie van psychische moeilijkheden bij asielzoekers, ervaren ze veel drempels tot geestelijke gezondheidszorg. Zowel vanuit onderzoek als de klinische praktijk gingen we de laatste jaren op zoek naar manieren om drempels tot geestelijke gezondheidszorg voor asielzoekers te verlagen en kwaliteit van zorg te verbeteren. Acute stress en bestaansonzekerheid worden vaak als een reden genoemd om geen behandeltraject aan te gaan met asielzoekers. Indien toch in zorg, lopen asielzoekers een groter risico op verkeerde diagnose en behandeling door onvoldoende aandacht voor culturele en contextuele factoren. Het Cultural Formulation Interview (CFI) is een nuttig instrument om deze factoren semigestructureerd in kaart te brengen, maar het gebruik ervan werd nog niet onderzocht bij asielzoekers. We bespreken de thema’s die frequent naar voor komen uit de afname van het CFI. Deze thema’s zijn belangrijk in de lijdensdruk, ziekteverklaring en het hulpzoekgedrag van asielzoekers. We staan stil bij interventies op verschillende niveaus om met deze thema’s aan de slag te gaan. Het POZAH-team van het PZ St-Alexius behandelt sinds 2016 asielzoekers met psychiatrische problematiek op zowel residentiële als ambulante basis. Vanuit hun ervaring in de zorg voor deze doelgroep, ontwikkelden zij een cultuursensitieve benadering voor diagnostiek en behandeling. We bespreken hun groeiproces, valkuilen en huidige klinische aanpak

S27.3 Inbedding van de spreekkamer in het transculturele weefsel
Spreker(s): Chris Noorduin, Master in de klinische psychologie, Systeempsychotherapeut, Transcultureel psychotherapeut en supervisor, Transculturele zorg CGG VBO, Leuven
Redouane Ben Driss, Master in de klinische psychologie, Psychoanalytisch therapeut, Transcultureel psychotherapeut en supervisor, Transculturele zorg CGG VBO, Leuven.

Het psychotherapeutisch kader schept een ruimte die apart staat van ‘het gewone leven’. Tegelijkertijd staat de spreekkamer niet los van de wereld. Vanuit een transculturele visie heeft de spreekkamer immers een plaats in de samenleving èn krijgt de samenleving een plaats in de spreekkamer. Een samenleving bovendien die in beweging is, cultureel superdivers en op zoek naar verworteling. Vanuit onze praktijkervaring geven we aan hoe onze spreekkamer geworteld is in het sociale weefsel van de stad waarin wij werken. De bespreking van een casus toont hoe de therapeutische ontmoeting een gastvrije ruimte schept waarin migratieverhalen worden verweven en culturele herworteling ontstaat als antwoord op psychisch lijden.

 

woensdag 11 september 2024, 11u15 – 12u45
S29 I Cognitieve en psychische klachten bij Long COVID
Voorzitter: Katrien Skorobogatov, ASO psychiatrie, PhD student (immunopsychiatrie), CAPRI UA/ SINAPS, Duffel

S29.1 | Inleiding
Spreker(s): Katrien Skorobogatov, ASO psychiatrie, PhD student (immunopsychiatrie), CAPRI UA/ SINAPS, Duffel

Hoewel de acute fase van de pandemie achter ons ligt, is het van essentieel belang dat we blijven stilstaan bij de langdurige gevolgen van COVID-19. Long COVID is een post-virale aandoening die zich o.a. kenmerkt door chronische vermoeidheid, (neuro)psychologische klachten en diverse lichamelijke symptomen. De impact van deze klachten op het functioneren en de levenskwaliteit is aanzienlijk. Long COVID treft een aanzienlijk deel van onze bevolking en leidt tot een hoge zorgnood waaraan momenteel onvoldoende tegemoet wordt gekomen.

S29.2 | De neuro-endocriene correlaten van het post-COVID-19-syndroom
Spreker(s): Filip Van Den Eede, Psychiater, Medisch coördinator psychiatrie UZA / hoofddocent FFGW UA, UZA / CAPRI UA, Edegem

Uit verschillende studies blijkt dat na het doormaken van COVID-19 meer dan 20% van de mensen aanhoudende en hinderlijke symptomen ervaren, waaronder de volgende neuropsychiatrische symptomen: cognitieve klachten en symptomen (geheugen, concentratie, “brain fog”), depressieve en angstsymptomen, gestoord slaappatroon, uitputtings- en vermoeidheidsklachten.

Deze symptomen overlappen deels met de neuropsychiatrische symptomen van andere post-infectieuze syndromen en van het chronische vermoeidheidssyndroom. Dit laatste syndroom wordt in het algemeen gekenmerkt door de volgende neuro-endocriene correlaten: verlaagd cortisolgehalte na het ontwaken (cortisol awakening response, CAR), hypocortisolemie, lagere productie van adrenocorticotroop hormoon na psychologische of fysiologische stress en een verhoogde gevoeligheid voor de negatieve feedback van cortisol.

In de huidige presentatie zal de beschikbare evidentie over de neuro-endocriene correlaten van het post-COVID-19-syndroom samengevat en besproken worden. Er zijn aanwijzingen dat post-COVID-19 (zoals verwacht) geassocieerd is met hypocortisolemie. Er werd tot op heden echter nog geen onderzoek gerapporteerd over de CAR. De CAR wordt aangestuurd vanuit de hypothalamus en omvat de ochtendpiek en -productie van cortisol na het ontwaken, die belangrijk is om het lichaam en de geest klaar te stomen om de dag aan te vatten en om te kunnen functioneren.

De eerste cross-sectionele resultaten van het lopende wetenschappelijk onderzoek naar de CAR (uit het bredere Cov-N-Psy project) zullen tot slot gerapporteerd worden. Hierbij worden de gegevens van 3 groepen van deelnemers onderzocht en vergeleken: 1. aanhoudende neuropsychiatrische symptomen na COVID-19 infectie; 2. geen aanhoudende neuropsychiatrische symptomen na COVID-19 infectie; 3. geen COVID-19 infectie doorgemaakt.

S29.3 | Neuropsychologie van long COVID: een stand van zaken
Spreker(s): Kurt Beeckmans, Neuropsycholoog UPC Duffel, UPC Duffel / VUB, Duffel

Ongeveer één op drie patiënten met long COVID rapporteert cognitieve problemen, zoals verminderde concentratie, vertraagde informatieverwerking, vergeetachtigheid, problemen met de woordvinding en soms ook problemen betreffende planning en organisatie van dagelijkse taken. Deze klachten hebben een ernstige impact op het dagelijks en professioneel functioneren van deze patiënten.

Wat het cognitief functioneren betreft werden in verschillende studies (op basis van een neuropsychologische testbatterij) cognitieve stoornissen bij long covidpatiënten vastgesteld. Deze stoornissen komen in verschillende mate van ernst en combinaties voor, waarbij het hoofdzakelijk gaat om de cognitieve domeinen aandacht, werkgeheugen, anterograad geheugen en executieve functies.

In de voordracht zal de huidige stand van zaken betreffende het cognitief functioneren van long COVID patiënten worden besproken.

S29.4 | Voeding en locomotorische revalidatie in long COVID: resultaten van de UNLOCK studie
Spreker(s): Berenice Gabriela Jimenez Garcia, Biomedicus, Dietiste, PhD student (Klinische nutritie), UZ Brussel / VUB, Jette

Een significant deel van COVID-19 patiënten ontwikkelen long COVID. Omwille van de verschillende symptomen die mogelijk zijn bij deze aandoening, suggereert de literatuur een multidisciplinaire aanpak. Er is echter weinig gekend over de haalbaarheid ervan. Daarnaast worden de meeste patiënten wel begeleid door een kinesist, maar worden diëtisten zelden ingezet om deze patiëntenpopulatie te behandelen. Van mei 2022 tot en met januari 2024 werden in totaal 65 deelnemers met long COVID opgevolgd in kader van de UNLOCK-pilootstudie. Het protocol van de studie werd eerder gepubliceerd [1]. 33 deelnemers kregen 18 sessies standaard kinesitherapie, 32 deelnemers kregen de multidisciplinaire interventie, bestaande uit 18 sessies gepersonaliseerde kinesitherapie gecombineerd met wekelijks gepersonaliseerd nutritioneel advies. De deelnemers werden uitgenodigd voor metingen bij de start van de studie en na 6, 12 en 18 weken. Bij elk meetmoment werden er nutritionele en fysieke parameters gemeten, alsook vragenlijsten die peilen naar ziekteperceptie, functionele capaciteit, levenskwaliteit en mentaal welzijn. Het doel van de studie is om te onderzoeken of een gecombineerde aanpak (kinesitherapie en voeding) haalbaar is bij deze populatie en om te bestuderen of deze aanpak leidt tot een beter functioneel herstel vergeleken met de standaard zorg.

 

woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15
S30 I Samen sterker: naasten als sleutel in suïcidepreventie en -postventie
Voorzitter: Kirsten Pauwels, MSc, Adjunct-directeur, Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Gent

S30.0 Inleiding
Spreker(s): Kirsten Pauwels, MSc, Adjunct-directeur, Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Gent

In dit symposium staan we vanuit het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding stil bij de cruciale rol van naasten in suïcidepreventie en -postventie. Met aandacht voor de directe omgeving van personen met zelfmoordgedachten, worden praktische handvaten besproken om de impact van suïcidaliteit te verminderen en effectief bij te dragen aan behandeling en preventie

S30.1 Het derde Vlaams actieplan Suïcidepreventie: betrekken van naasten als rode draad
Spreker(s): Kirsten Pauwels, MSc, Adjunct-directeur, Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Gent

Eind 2023 werd het derde Vlaams actieplan Suïcidepreventie (VAS III) goedgekeurd. Dit actieplan omvat strategieën en acties met als doel het aantal zelfdodingen in Vlaanderen verder terug te dringen. Bij het actieplan werden ook een aantal strategie-overschrijdende aandachtspunten geformuleerd, zoals de focus op zelfzorg maar ook de noodzaak van het betrekken van naasten bij preventie van zelfdoding. In deze toelichting wordt VASIII voorgesteld met specifieke aandacht voor de rol van naasten

S30.2 Nieuwe richtlijnen voor suïcidepreventie
Spreker(s): Eva Dumon, MSc, Coördinator Richtlijnen & Media, Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Gent

Hoe kunnen we suïcidepreventie versterken en toepasbaar maken op specifieke doelgroepen zoals kinderen en jongeren, personen met autisme, personen met langdurige suïcidaliteit, en hun naasten? Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) bracht recent een reeks nieuwe richtlijnen uit en een vernieuwd online leerplatform. In deze bijdrage staan we stil bij de belangrijkste nieuwe inzichten en tools

S30.3 Omgaan met naasten: oproepen aan de zelfmoordlijn1813
Spreker(s): Lies Vandenbussche, MSc, Stafmedewerker permanente ondersteuning vrijwilligers en vorming, Centrum ter Preventie van Zelfdoding, Brussel

Naasten kunnen enerzijds een sleutelrol spelen in suïcidepreventie, anderzijds behoeven zij ook ondersteuning omwille van hun verhoogde kwetsbaarheid. In deze bijdrage geeft het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) inzicht in de bezorgdheden van de naasten die de Zelfmoordlijn1813 contacteren. ‘Hoeveel zorgen moet ik mij maken?’, ‘Wat moet ik doen?’, Hoe kan ik helpen?’, … Het is slechts een greep uit de vele vragen waarmee naasten worstelen. Er wordt daarnaast ingegaan op een gespreksmodel dat aangewend wordt in deze oproepen, aan de hand van de acuutheid van de situatie waarin de naaste zich bevindt

S30.4 Na een zelfdoding: Omgaan met nabestaanden na zelfdoding
Spreker(s): Lore Vonck, MSc, Coördinator Werkgroep Verder na Zelfdoding (deelwerking VLESP), Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Gent

Hoe ga je het gesprek aan met nabestaanden na zelfdoding? Wat kan je zeggen en wat niet? En wie dient dit gesprek aan te gaan? We bespreken de do & don’ts van het omgaan met en ondersteunen van nabestaanden na zelfdoding, inclusief medepatiënten, hulpverleners en andere teamleden.


woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15

S31 | Verbindende en gastvrije zorg, ook voor wie zelf niet komt aankloppen
Voorzitter: Marianne Destoop, MD, PhD, Psychiater, PC Multiversum, Mortsel

S31.0 | Inleiding
Spreker(s): Marianne Destoop, MD, PhD, Psychiater, PC Multiversum, Mortsel

Een aanzienlijk deel van de mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) krijgt geen of onvoldoende zorg en dit ondanks een hoge zorgnood. Deze groep is soms moeilijk te bereiken, te engageren in zorg of valt omwille van een te complexe problematiek door de mazen van het GGZ net. Het risico bestaat dat de meest kwetsbaren met EPA in de kou blijven staan indien er geen bijkomende inspanningen geleverd worden om hen te bereiken, in het bijzonder in de context van de vermaatschappelijking van de zorg.

Dit symposium wil dan ook stilstaan bij de actuele vraag hoe te verbinden met deze kwetsbare doelgroep. Vier verschillende onderzoeksprojecten die rond deze vraag werken, presenteren hun resultaten, aangevuld met ervaringen van de sprekers uit de klinische praktijk.

Moderator Marianne Destoop zal het symposium concluderen met een bespreking van de meest relevante factoren voor het organiseren van zorg voor deze populatie.

S31.1 | Complexe zorgnoden
Spreker(s): Luna Van Suetendael, Verpleegkundige, Doctoraatsstudent, Universiteit Antwerpen, Wilrijk

Een groep binnen de geestelijke gezondheidszorg die moeilijk behandelbaar (b)lijkt zijn de mensen met een zogenaamde complexe zorgnood. Om de zorg voor deze doelgroep te verbeteren, is het nodig eerst tot een beter begrip en afbakening van het concept ‘complexe zorgnood’ te komen. Luna Van Suetendael presenteert de resultaten van een scoping review naar de sleutelkarakteristieken van complexe zorgnoden vanuit een GGZ perspectief en de ontwikkeling van een vragenlijst om deze in kaart te brengen.

S31.2 | Trauma Informed Care & Housing First
Spreker(s): Alona Wouters, Psycholoog, Zorginhoudelijk coördinator, PC Multiversum, Mortsel

Alona Wouters werkt in het Antwerpse ‘KADANS Wonen’ project, dat huisvesting en casemanagement biedt aan dak- en thuislozen met een ernstige psychiatrische aandoening en moeilijkheden op verschillende levensdomeinen. Alona zal het woonproject presenteren alsook haar onderzoek naar trauma-geïnformeerde zorg voor dak- en thuislozen.

S31.3 | Engagement & Assertive Outreach
Spreker(s): Ellen Berghmans, Psycholoog, Zorgmanager, PC Multiversum, Mortsel

Ellen Berghmans geeft een overzicht van helpende en belemmerende factoren in het engagement proces bij Assertive Outreach. Ze vergelijkt de perspectieven van cliënten, professionals en het informele netwerk en concludeert met een praktisch kader voor professionals die outreachende zorg bieden aan mensen met EPA die zorg mijden.

S31.4 | Contingency Management & Dual Diagnosis Treatment
Spreker(s): Lise Docx, Psycholoog, Zorginhoudelijk coördinator, PC Multiversum, Mortsel

Lise Docx presenteert haar onderzoeksproject over de implementatie van contingency management op een afdeling voor dubbeldiagnose patiënten die moeilijk te engageren zijn. Ze zal focussen op contingency management als behandeltool om het engagement met deze uitdagende populatie te verhogen.

 

woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15
S32 I WERK / GEZONDHEID – Werk op weg naar herstel en inclusiviteit

Voorzitter: Patrick Colemont, Ervaringsdeskundige, Beleidsmedewerker geestelijke gezondheid, Vlaams Patiëntenplatform, Hasselt

S32.0 Inleiding
Spreker(s): Patrick Colemont, Ervaringsdeskundige, Beleidsmedewerkers geestelijke gezondheid, Vlaams Patiëntenplatform, Hasselt

Uit persoonlijke ervaring weet ik wat het betekent als de werk/gezondheid balans uit evenwicht is. Op 50-jarige leeftijd was ik langdurig arbeidsongeschikt door een persistente psychische problematiek. Er was geen weg terug naar de bedrijfswereld waar ik vandaan kwam en de zoektocht naar nieuw zinvol werk leek uitzichtloos. Tien jaar later heb ik mijn kwetsbaarheid omgebouwd tot een ervaringsdeskundige kwaliteit en presteer ik sedert 2014 met veel voldoening op een evenwichtige parttime basis als beleidsmedewerker bij het Vlaams Patiëntenplatform. In het proces speelden actief vrijwilligerswerk, een Gespecialiseerde Trajectbegeleiding (GTB) en de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) hun rol. Maar cruciaal was dat mijn weerbaarheid gestimuleerd werd door een begripvolle werkgever die geloofde in mijn potentieel als duurzame kracht. Een factor speelde een sleutelrol in mijn herstel: onvoorwaardelijke hoop dat ik met veerkracht mijn eigenwaarde zou terugvinden. Het boek van Geerdt Magiels en Bart Leroy, waar dit symposium aan gewijd is, onderschrijft de elementen en principes van mijn traject. Het is niet verwonderlijk dat het eindigt met een hoopvolle boodschap, want hoop doet leven en leven is werken!

S32.1 Het leven is (g)een ganzenspel
Spreker(s): Geerdt Magiels, Antwerpen

Velen zijn ziek van het werk, anderen zijn te ziek voor werk. Weer anderen zijn ziek door geen werk te hebben of te kunnen vinden. Nog anderen zijn ongeschikt voor veeleisend voltijds werk. Daarnaast is er een grote groep die hard werken zonder loon. Al deze mensen, samen twee miljoen mensen, staan aan de zijlijn van de samenleving. Terwijl we weten hoe belangrijk werk is voor iemands welzijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, omwille van inkomen en bestaanszekerheid, niet het minst omwille van het sociaal netwerk en zingeving. Werk is een essentieel onderdeel van herstel en cruciaal in een inclusieve samenleving

S32.2 Arbeidsintegratie bij mensen met psychische moeilijkheden
Spreker(s): Bart Leroy, Psychiater, Meise

Activering loont bij mensen met psychische moeilijkheden. Er bestaan heel wat visies bij alle partners (VDAB, GTB, Mutualiteiten, RIZIV,…) De samenhang kan helderder waardoor de effectiviteit van de initiatieven beter tot hun recht komen

S32.3 Herstel: van visie naar implementatie
Spreker(s): Chantal Van Audenhove, Onderzoeker, Klinisch psycholoog, Prof. Emeritus, KU Leuven, Roeselare
De visie op herstel heeft de voorbije jaren een sterke verspreiding in onze GGZ gekend. Ook het model van positieve gezondheid sluit hier bij aan. Werkbaar werk kan daarin een belangrijke rol spelen. Maar tussen denken en doen, droom en werkelijkheid, … liggen nog een aantal uitdagingen. “Implementation Science” of implementatieonderzoek kan er toe bijdragen om meer inzicht te verwerven in de noodzakelijke stappen om de kloof te dichten.

 

woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15
S33 I Psychoanalyse en gastvrijheid. Te gast op de bank

Voorzitter: Marc Hebbrecht, Psychiater-psychoanalyticus, voorzitter, Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, Brussel

Er volgt een psychoanalytische beschouwing van het filosofisch essay van Peter Venmans (2022) Gastvrijheid, uitgegeven bij Atlas Contact dat als inleiding zal dienen.

S33.1 | Vrije associatie: psychoanalyse in dialoog met neurowetenschappen
Spreker(s):
Martine Lambrechts, Klinisch Psycholoog-psychotherapeut, Aspirant-lid, Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, Winksele

In deze eerste lezing wordt ingegaan op de basisregel van een psychoanalytische kuur: de vrije associatie. De analysant wordt uitgenodigd om vrijuit te spreken over alles wat in hem of haar opkomt. We staan stil bij hoe de analysant met deze uitnodiging kan omgaan. In diens spreken ontvouwt zich een associatieve stroom van betekenissen, herinneringen, (droom-)beelden en gevoelens waarin de complexiteit van de innerlijke wereld zichtbaar wordt. In de neurowetenschappen wordt dit associatief denken in verband gebracht met ‘mind-wandering’, meditatie en andere vormen van spontaan denken. Tegenwoordig (Novac & Barton, 2021) wordt onderzocht hoe vrije associatie, samen met het default mode netwerk, wordt ingezet bij adaptieve reorganisatie van het denken en het autobiografisch geheugen. Daarbij wordt vrije associatie in verband gebracht met creativiteit: doorheen de vrije associatie kan men een creatief potentieel aanspreken om tot therapeutische verandering te komen. De psychoanalist neemt ten aanzien van vrije associatie een luisterhouding aan van gelijkzwevende aandacht. De psychoanalist onthaalt gastvrij alles wat er zich presenteert. Daarom zal hij het vertrouwen en de veilige waarborg bieden dat alle gedachten en gevoelens belangrijk zijn. Hiervoor is het stabiel handhaven van een kader essentieel. Dit is het onderwerp van de volgende lezing.

S33.2 | Het psychoanalytisch kader: over ruimte, tijd, duur en aanwezigheid
Spreker(s):
Kristel Bleyen, Dr in de Psychologie, Psychoanalytisch therapeut, Kandidaat-lid Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, Everberg

De grondregel van de vrije associatie is onlosmakelijk verbonden met het kader. Het psychoanalytisch proces gebeurt immers met behulp van het kader. Het proces heeft betrekking op het zich evoluerende deel van de psychoanalytische situatie, terwijl het stabiele, constante deel het kader wordt genoemd. Klassieke elementen van het kader zijn tijd en duur, plek en ruimte, en interactie met de analyticus. In het werk op de bank wordt tijd en ruimte genomen waarbij de psychoanalyticus zich engageert om met aandacht en zorg te luisteren. Doordat sessies op vaste momenten en aan hoge frequentie met weinig onderbrekingen plaatsvinden, kan de bank een veilige en betrouwbare plek worden om de innerlijke wereld te exploreren. In de lezing wordt ingegaan op de specifieke situatie van de bank en haar verschillende werkzame eigenschappen zoals het niet kunnen zien van de behandelaar en het liggen waardoor regressieve fenomenen tot stand kunnen komen. Daarnaast wordt het aspect tijd uitgediept. Een klassieke analyse die meerdere keren per week plaatsvindt en vooraf niet in tijd beperkt is, geeft een gevoel van tijdloosheid die een intensiteit oproept. Er worden linken gelegd met psychopathologie waarin de beleving van tijd verstoord is geraakt, zoals depressie (Van Buuren, 2012) en met het door Freud geïntroduceerde begrip ‘Nachträglichkeit’. Tevens wordt ingegaan op hoe deze subjectieve ervaringen van tijd verbonden zijn aan de ontwikkeling van objectconstantie en zelf-ander representaties (Blatt, 2008).

S33.3 | Gastvrijheid en overdracht. De relationele dimensie
Spreker(s):
Grete Waelbers, Psychiater, Systeempsychotherapeut, Psychoanalytica, Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, Boechout

Op de bank verschijnen vaak ongekende gedachten of onverwachte gevoelens waarbij de band met de psychoanalyticus wordt gekleurd door een vertrouwd maar ongedacht patroon. Het intieme onbewuste verschijnt binnen de spreekruimte via de ‘overdracht’. De term ‘overdracht’ wordt gebruikt om het fenomeen te beschrijven waarbij onbewuste fantasieën en verlangens, die bewust aan het worden zijn in het analytisch proces, zich herhalen en zich in de analytische relatie actualiseren. Onbewuste gevoelens of ongekende maar oude verlangens worden herbeleefd in het contact met de analyticus.  Zo komen we bij de relationele dimensie van de psychoanalyse.  Want deze overdracht is onlosmakelijk verbonden met de tegenoverdracht: de onbewuste reacties van de analyticus op de overdracht van de patiënt. Dit geheel van uitwisselingen tussen twee psychische werelden, speelt zich in een therapeutische tussenruimte af, waarin betekenissen geëxploreerd kunnen worden.  Zo verbreden we ons zicht en kunnen we onthalen en begrijpen wat er zich werkelijk, op een dieper niveau, in de psychische wereld van de patiënt afspeelt. Dit wordt geïllustreerd met een klinisch vignet.

S33.4 | Discussie
Spreker(s):
Marc Hebbrecht, Psychiater-psychoanalyticus, Voorzitter, Belgische Vereniging voor Psychoanalyse, Brussel

De sprekers gaan in dialoog met de aanwezigen.


woensdag 11 september 2024, 1
3u45 – 15u15
S34 I Focus op vernieuwende therapeutische invalshoeken in de verslavingszorg

Voorzitter: Els Santens, Psychiater, Afdelingspsychiater, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen

S34.0 | Inleiding
Spreker(s): Els Santens, Psychiater, Afdelingspsychiater, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen

Afhankelijkheid/misbruik van middelen is een belangrijk maatschappelijk probleem met negatieve consequenties op verschillende domeinen o.a. op relationeel, psychosociaal en gezondheidsvlak. Ondanks het feit dat evidence based behandelingen zoals cognitieve gedragstherapie en motiverende gespreksvoering de basissteen vormen van ons behandelaanbod blijven we geconfronteerd met een hoog hervalpercentage en heropnames.

In het licht van de toenemende inzichten vanuit wetenschappelijk onderzoek, de steeds meer complexe problematiek en het transdiagnostisch denken lijkt het aangewezen om ook in de verslavingszorg te streven naar een meer gepersonaliseerde aanpak in plaats van de one-size-fits-all en nodigt dit ons uit om “out of the box” te denken en een aantal nieuwe add-on therapieën te ontwikkelen en in ons behandelaanbod op te nemen.  Mogelijks kan hierdoor op termijn een beter behandelresultaat (i.c. minder herval, minder heropnames, beter resultaat ook voor de comorbide pathologie) bereikt worden.

We willen jullie in de volgende bijdragen meenemen in deze zoektocht en stellen graag het wetenschappelijk onderzoek voor dat loopt op de afdeling verslavingszorg van de P.K. Alexianen Zorggroep Tienen (Els Santens: De rol van temperamentsfactoren in verslaving en Sarah Heyse: Toepassing van virtual reality in verslaving). Daarnaast willen we jullie ook prikkelen met een therapie module gericht op het terug connectie maken met eigen lichaam, jezelf en anderen waarbij recent een proefproject met equitherapie gestart is (Cathy Vandevoorde en Kristen Vos).

S34.1 | De rol van temperamentsfactoren in verslaving
Spreker(s): Els Santens, Psychiater, Afdelingspsychiater, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen

De laatste jaren is er toenemende aandacht voor transdiagnostische factoren in het ontstaan van psychopathologie. Binnen het Research Domain Criteria (RDoC) framework wordt temperament gezien als een veelbelovende transdiagnostische factor.

Psychopathologie en dus ook verslaving kan gezien worden als een verstoorde balans tussen sterke automatische processen/ bottom-up  reactieve temperamentsprocessen (BIS/BAS, RST Gray) en cognitieve mogelijkheden/top-down controle (effortful control, Rothbart).

In het onderzoek wordt nagegaan of het mogelijk is om subgroepen van patiënten te identificeren op basis van reactieve (bottom-up: BIS/BAS) en regulatieve (top-down: EC) temperamentsfactoren. Het opstellen van patiëntprofielen in termen van reactief en regulatief temperament zou op termijn kunnen leiden naar een specifieker therapie aanbod waardoor mogelijks het terugvalpercentage afneemt.

S34.2 | Equitherapie als onderdeel van R-Connect: een therapie binnen de verslavingszorg om terug verbinding te vinden met je lichaam, jezelf en anderen
Spreker(s): Cathy Vandevoorde, Psychiatrisch verpleegkundige, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen
Kristen Vos, Psychologe, Therapie-coördinator en afdelingspsychologe, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen

Verslaving is, naast het problematisch gebruik van middelen, een verlies aan verbinding met jezelf, je lichaam en met anderen. Verliezen we de verbinding door het jarenlang misbruiken van middelen, of, geraken we verslaafd aan middelen door initieel te weinig in contact te staan met onze behoeften, onze verlangens en onze gevoelens? Of het nu oorzaak of gevolg is, wij zijn ervan overtuigd dat patiënten helpen om terug connectie (~ reconnect) te laten maken met zichzelf een belangrijke sleutel kan zijn in hun herstel.

Op Team Verslavingszorg binnen de kliniek Alexianen Zorggroep Tienen bieden we R-Connect sessies aan om patiënten terug in contact te brengen met hun lichaam en hun gevoelens via kadering en ervaringsoefeningen. Sinds kort maken wij, binnen deze ervaringsoefeningen, ook gebruik van equitherapie.

Equitherapie is een effectieve therapievorm die paarden gebruikt om mensen te helpen hun fysieke, emotionele en mentale welzijn te verbeteren. Het kan worden ingezet binnen de verslavingszorg en kan helpen bij het verbeteren van de communicatie en het versterken van de band tussen de patiënt en de therapeut. Het is bovendien helpend bij het verbeteren van het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van patiënten.

S34.3 | De buitenwereld naar binnen halen: het inzetten van virtual reality bij verslaving
Spreker(s): Sarah Heyse, Psychologe, Afdelingspsychologe, P.K. Alexianen Zorggroep Tienen, Tienen

Onderzoeksproject: Virtual Reality Cue Exposure Therapie voor de behandeling van middelengebruik.

Bij cue-exposure worden patiënten blootgesteld aan bepaalde triggers (bv. het zien van alcoholische dranken of contexten waar men drugs gebruikte) die bij hen craving uitlokken. Dit biedt de mogelijkheid om met craving te leren omgaan zonder te gebruiken. Eerder onderzoek naar de werkzaamheid van cue-exposure is echter niet geheel overtuigend en wijst op gemengde resultaten. Vermoedelijk werd cue-exposure tot op heden suboptimaal aangeboden waardoor de effecten onvoldoende generaliseren buiten de behandelcontext. In dit onderzoeksproject willen we de mogelijkheden van virtual reality (VR) verkennen om cue-exposure toe te passen in situaties die voor de patiënt relevant zijn, doch binnen de veilige context van de opname. Via VR kan “de buitenwereld” immers binnen de kliniek gebracht worden, hetgeen de generalisatie van de effecten zou kunnen verbeteren. Daarnaast kan het aanbieden van cue-exposure in VR voor patiënten en behandelaren meer acceptabel en haalbaar zijn dan cue-exposure met real-life triggers. Op die manier kan er in een veilige context geoefend worden in het verdragen en omgaan met craving. Mogelijks kan het aanbieden van cue-exposure via VR als add-on therapie bijdragen tot een betere behandeleffectiviteit (i.c. minder herval, minder heropnames).

 

woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15
S35 I Bepalen van beveiligingsnoden aan de hand van de DUNDRUM-toolkit: van vertaling naar validatie tot implementatie

Voorzitter: Inge Jeandarme, Associate Professor / Psychiater, Coördinator Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem, Rekem

S35.0 Bepalen van beveiligingsnoden aan de hand van de DUNDRUM-toolkit: van vertaling naar validatie tot implementatie
Spreker(s): Inge Jeandarme, Associate Professor / Psychiater, Coördinator Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem

In dit symposium zal een overzicht gegeven worden van de projecten die het Kenniscentrum Forensische zorg de afgelopen 8 jaar heeft uitgevoerd rondom de bepaling van beveiligingsniveaus binnen de forensische zorg. In België zijn er namelijk geen richtlijnen over wat verstaan wordt onder de verschillende beveiligingsniveaus en is er ook geen systematische manier om personen gestructureerd in te delen in het correcte beveiligingsniveau. Het Kenniscentrum Forensische zorg was daarom gestart met een literatuuroverzicht van welke instrumenten er internationaal beschikbaar zijn om beveiligingsniveaus in te schatten. Uit dat onderzoek kwam de DUNDRUM-toolkit naar voren: een gestructureerd klinisch oordeelinstrument dat ondersteuning biedt bij het bepalen van de beveiligingsnoden van een patiënt in de forensische geestelijke gezondheidszorg. Dit symposium zal ingaan op de verschillende projecten die het Kenniscentrum Forensische zorg heeft uitgevoerd rondom de DUNDRUM-toolkit. De eerste presentatie zal gaan over de vertaling van het instrument en de daarbij horende uitdagingen. De tweede spreker gaat in op de DUNDRUM-toolkit validatiestudies. De implementatie van de DUNDRUM-toolkit in Vlaanderen en de eerste resultaten van de implementatie studie zullen door de derde spreker gepresenteerd worden. De laatste spreker zal ingaan op hoe de DUNDRUM-toolkit gebruikt werd om een zorgmodel binnen een specifieke afdeling vorm te geven

S35.1 Uitdagingen bij de vertaling van de DUNDRUM-toolkit
Spreker(s): Inge Jeandarme, Associate Professor / Psychiater, Coördinator Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem, Rekem

In deze lezing bespreken we het proces van de vertaling van de DUNDRUM-toolkit en de uitdagingen die zich hierbij voordeden binnen taalkundige, juridische en culturele contexten. Het vertaalproces gaf waardevolle inzichten met betrekking tot de mogelijke struikelblokken voor een effectieve implementatie. Verder gaf het ook zicht op de moeilijkheid om de integriteit van de toolkit in verschillende omgevingen en populaties te waarborgen. Op het einde van de presentatie zullen we ingaan op de wettelijke kaders die nodig zijn (en die ontbreken) bij het gebruik van de DUNDRUM-toolkit.

S35.2 Gebruik van de DUNDRUM-toolkit: een evidence-based practice?
Spreker(s): Petra Habets, Assitant Professor / Psycholoog, Wetenschappelijk medewerker Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem, Rekem

Een Nederlandstalige handleiding hebben is niet genoeg om een instrument te gebruiken in de praktijk. Is de DUNDRUM-toolkit wel geschikt voor de Vlaamse zorginstellingen? Kan dit instrument zomaar gebruikt worden binnen het Vlaamse zorglandschap? In deze presentatie zullen we ingaan op de resultaten van (inter)nationale DUNDRUM-toolkit validatiestudies. Er zal specifiek ingegaan worden op de toepasbaarheid van de DUNDRUM-toolkit binnen de Vlaamse forensische zorg en bij specifieke subpopulaties zoals personen die zedenfeiten hebben gepleegd en personen met een verstandelijke beperking.  Maar ook de nood voor een opleiding om het instrument te scoren wordt besproken als de nodige bronnen die nodig zijn om de DUNDRUM-toolkit goed af te nemen. Verder gaan we in op de test-hertest betrouwbaarheid van het instrument, krijg je dezelfde scores als het instrument door twee verschillende personen wordt afgenomen? De resultaten van deze studies zullen samengenomen worden om te bepalen of de DUNDRUM-toolkit voldoende wetenschappelijk onderbouwd is om in de praktijk te gebruiken

S35.3 Een blik op de implementatie van de DUNDRUM-Toolkit in Vlaamse (Forensische) instellingen
Spreker(s): Claudia Pouls, PhD-student / Criminoloog, Wetenschappelijk medewerker Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem, Rekem

Deze presentie gaat in op de praktische aspecten van de implementatie van de DUNDRUM-toolkit in (forensische) instellingen in Vlaanderen. Deze implementatie is gestart in oktober 2023. Verder zullen de eerste resultaten van het implementatieonderzoek besproken worden. Deze laten zien wat de uitdagingen zijn bij het gebruik van een internationaal gestructureerd professioneel oordeelinstrument in specifieke juridische kaders. De nadruk zal worden gelegd op het belang van deze bevindingen van de implementatie studie bij het vormgeven van forensische praktijken in de geestelijke gezondheidszorg en het informeren van beleidsbeslissingen

S35.4 De toepassing van de DUNDRUM-toolkit in de praktijk: een casusbespreking
Spreker(s): Laura Bex, Psycholoog, Wetenschappelijk medewerker Kenniscentrum Forensische zorg, OPZC Rekem, Rekem

De laatste presentatie zal een casestudy laten zien, die illustreert hoe de DUNDRUM-toolkit als raamwerk diende bij de ontwikkeling van een zorgmodel binnen een specifieke afdeling. We zullen bespreken hoe de DUNDRUM-toolkit bijdroeg aan het opstellen van op maat gemaakte behandelplannen, het bevorderen van een meer genuanceerd begrip van beveiligingsbehoeften en hopelijk het optimaliseren van de patiëntresultaten


woensdag 11 september 2024, 13u45 – 15u15
S36 I Op weg naar een duurzame integratie van eerstelijnspsychologische zorg in België
Voorzitter: Leontien Jansen, Dr., Postdoctoraal onderzoeker, KU Leuven, Leuven

S36.0 Inleiding
Spreker(s): 
Ronny Bruffaerts, Prof., Professor, KU Leuven, Leuven

Sinds 2011 is de structuur van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in België fundamenteel veranderd. Deze nieuwe structuur, verankerd in de GGZ-netwerken, legt de nadruk op geïntegreerde geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn. De conventie eerstelijnspsychologische zorg maakt deel uit van deze vergaande hervormingen en wil de hoge unmet need als ook de (te) snelle doorstroom naar (te) gespecialiseerde zorg aanpakken door psychologische zorg vroegtijdig en toegankelijk aan te bieden, dicht bij de mensen. Deze conventie geldt als een systeeminnovatie: het biedt aangepaste zorg op het juiste moment, in plaats van de toepassing van generieke behandelmethoden. De stand van zaken inzake deze conventie, op zowel macro-, meso- als microniveau verdient dan ook nadere aandacht.

S36.1 | Stand van zaken implementatie conventie eerstelijnspsychologische zorg
Spreker(s): 
Sarah Morsink, Dr., Expert psychologische zorg in de eerste lijn – hervormingen in de geestelijke gezondheidszorg, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel

Sinds 2019 werd de integratie en financiering van psychologische zorg in de eerste lijn opgestart, als volgende etappe binnen de federale hervormingen in de geestelijke gezondheidszorg. Het voornamelijk doel van dit aanbod is om lokale en geïntegreerde zorg in de eerste lijn te gaan versterken op vlak van preventie, vroeginterventie, vroegdetectie en expertisedeling zodat milde psychische klachten zich niet kunnen gaan ‘nestelen’.  Ondertussen ‘vervelde’ dit aanbod regelmatig, met begin 2024 een nieuwe optimalisatiefase. Met een investering van € 152 miljoen, 4.428 Verstrekkers – goed voor 1.690.099 beschikbare sessies/week – proberen we psychologische zorg zo toegankelijk en kwaliteitsvol mogelijk te maken. Deze presentatie licht verschillende innoverende aspecten van dit project toe, zoals een op noden gebaseerde budgetstratificatie, populatiemanagement op basis van quintuple aim en public health principes en verregaande geïntegreerde zorg op niveau van zorg en organisatie. Er wordt een preliminaire evaluatie gemaakt van de opportuniteiten, drempels en change management van de nieuwste implementatiefase.

S36.2 | Wetenschappelijke evaluatie van de eerstelijnspsychologische zorg in België
Spreker(s): 
Leontien Jansen, Dr., Postdoctoraal onderzoeker, KU Leuven, Leuven

Sinds 2019 voorziet de conventie eerstelijnspsychologische zorg de terugbetaling van psychologische functies in de eerste lijn in België. Simultaan werd een evaluatieproject van deze innovatieve zorgvorm uitgevoerd, de EPCAP (Evaluation of Primary Care Psychology) studie, met als doel de klinische patiëntenpopulatie te beschrijven als ook de klinische, organisatorische en beleidsmatige aandachtspunten voor een duurzaam beleid met betrekking tot eerstelijnspsychologische zorg (ELP) in België.

In totaal namen 2.637 patiënten deel aan een online bevraging aan de start van hun behandeling en na 3, 6 en 12 maanden, in de 31 Belgische GGZ-netwerken. Data werd verzameld over sociodemografische karakteristieken, prevalentie van psychische stoornissen en problemen, zorggebruik en uitsteltijd van behandeling.

Meer dan 70% van alle patiënten screenden positief voor een DSM-5 psychische stoornis in de 12 maanden voorafgaand aan de ELP-behandeling. Voor 43,9% van de patiënten was ELP de eerste behandeling ooit. De mediane uitsteltijd tot behandeling bedroeg 4 jaar. Het probleem eerst zelf op te willen lossen was een belangrijke reden om het zoeken van hulp uit te stellen.

We kunnen stellen dat ELP in België een patiëntenpopulatie bereikt met hoge prevalenties van psychische stoornissen. Ook al zijn veel patiënten reeds eerder in behandeling geweest, ELP lijkt te zorgen voor een daling in de uitsteltijd tot behandeling, de levenskwaliteit van patiënten te verbeteren als ook de veerkracht te vergroten. Aanbevelingen werden dan ook geformuleerd om de ELP-conventie verder te optimaliseren met als doel een duurzame integratie van ELP inzake vroegdetectie en -interventie van psychische problemen in België.

S36.3 | Gerichte psychologische zorg in de eerste lijn – instrument ter ondersteuning van datagestuurde besluitvorming
Spreker(s): 
Ronny Bruffaerts, Prof., Professor, KU Leuven, Leuven

In de geestelijke gezondheidszorg is het van cruciaal belang om zorgplanning te centreren rond de behoeften en actieve betrokkenheid van de patiënt. Dit impliceert het optimaliseren van interventies die specifiek zijn afgestemd op de behoeften en doelen van elke patiënt. Een essentieel onderdeel hiervan is de implementatie van een effectief datagestuurd besluitvormingsproces, zowel gericht op toeleiding en herörientatie van de individuele patiënt als ter ondersteuning van de psychologische behandeling.

Het EPCAP-project ontwikkelde een data-gestuurd instrument voor klinische besluitvorming in de eerstelijnspsychologische zorg, gericht op het identificeren van patiënten die binnen drie maanden baat hebben bij eerstelijnspsychologische interventies. Dit instrument biedt voordelen op klinisch en economisch gebied, waaronder contextuele afstemming van behandelingen, flexibele drempelwaarden voor waarschijnlijkheid, en inzicht in specifieke patiëntkenmerken die behandelingssucces beïnvloeden.

Dit nieuw ontwikkelde instrument voor besluitvorming in de eerstelijnspsychologische zorg markeert een belangrijke stap naar meer gepersonaliseerde geestelijke gezondheidszorg. Het houdt rekening met unieke patiëntkenmerken en hun interacties om zo risico- en beschermende factoren nauwkeurig te bepalen, in tegenstelling tot een generieke aanpak. Toch moeten we ons bewust zijn van de mogelijke uitdagingen bij de implementatie van deze tool, zoals weerstand bij clinici onbekend met deze methoden, de noodzaak van voortdurende vorming en opleiding, de behoefte aan voortdurende optimalisatie van het model, de bescherming van patiëntgegevens en het naleven van ethische normen. De aanhoudende ontwikkeling en afstemming van dit instrument zijn essentieel voor een effectieve implementatie in de eerstelijnspsychologische zorg en daarbuiten.

S36.4 | Implementatie ELP conventie op netwerkniveau – goede praktijken en samenwerkingsverbanden
Spreker(s): 
Hanna De Baecke, Mevr., Lokale coördinator, GGZ Netwerk Kwadraat, Roeselare
Bijkomende Spreker(s): Koen Demuynck, Dhr., Netwerkcoördinator, GGZ Netwerk Kwadraat, Roeselare

  1. ‘Let’s reach out together!’

Kwadraat organiseert co-creatieve acties, in samenwerking met de drie eerstelijnszones en ‘Empact project geïntegreerde zorg’, onder begeleiding van Howest. Netwerkactoren zijn gestimuleerd tot innovatief handelen ter bevordering van geïntegreerde zorg, met focus op en in kader van uitrol psychologische zorg in de eerste lijn. Diverse actoren worden uitgedaagd a.d.h.v. volgende vraagstukken:

  • Hoe en met wie kunnen we samenwerken om meer outreachend te werken?
  • Hoe kunnen we kwetsbare groepen beter bereiken met onze zorg?
  • Wat is er nodig om geïntegreerde zorg haalbaar te maken?
  • Welke ‘quick wins’ kunnen we inzetten om de brede eerstelijnszorg te verbeteren?

In 2024 worden verschillende acties uitgerold die een concrete invulling geven aan geïntegreerde zorg. We ontwikkelen, monitoren en evalueren de verschillende acties en staan stil bij mogelijkheden op vlak van verduurzaming. We formuleren aanbevelingen.

  1. ‘Samen Sterk: gemeenten zetten zich in voor Geestelijke Gezondheid’

Kwadraat, in samenwerking met drie eerstelijnszones, neemt initiatief om in overleg te gaan met de lokale overheden en geconventioneerde klinisch psychologen en orthopedagogen. De focus van het gesprek ligt op het exploreren, uitbouwen en verduurzamen van  samenwerking. Er wordt ingegaan op: noden en signalen; vindplaatsen; communicatie en ondersteuning van eerstelijnsmedewerkers. Het resultaat is het vastleggen van een formele samenwerking en opmaak van een actieplan, die in lijn ligt met noden en vragen op populatieniveau.